eigenaar, een bekend fokker, en eenige bekende keurmeesters
hem wel degelijk een goeden herdershond noemden.
Na heel wat geschrijf en na een heftige discussie op een
vergadering der N. H. Club, kwam men ten slotte overeen,
dat bedoeld dier een ferme Hollandsche herdershond was, doch
door zijn kleur (wat veel zwart) minder gewenscht als fok-
hond, waarop de eigenaar zoo meegaande was, na verkregen
recht, te beloven den hond voor verdere f'okking uit te sluiten.
Op de groote Jubileumstentoonstelling van Cynophilia in
Juni 1910 te Amsterdam gehouden, leverden de 44 Holland
sche herdershonden, welke ik daar zag, op eenige zeer goede
uitzonderingen na (Brutus, Katrijn, Ursus, Snoek,e.a.) een
bepaald droevig gezicht op; 't wasje reinste troep straatfikken.
De 28 uitgekomen Dobermannpinschers daarentegen toonden
duidelijk, dat men hier met een fraai, constant doorgefokt ras
te doen had. De Duitsche herdershond, wiens teelt zoo veel
langer ter hand genomen is, toont een heel ander uiterlijk,
maar toch heeft men daaronder ook nog veel, niet alleen in
beharing, verschillende typen. Ik heb eenigen tijd de africh
ting van een Hollandschen herdershond meegemaakt, die
verschillende zeer goede eigenschappen bezat, doch die alleen
al door zijne heftigheid en zenuwachtigheid met geen moge
lijkheid op een spoor te houden was; als een pijl uit den
boog ging het er van door, 't beest verloor natuurlijk direct
het spoor en als hij er opnieuw opgezet werd, was hij 't weer
onmiddellijk in galop kwijt, 't Dier is van de hand gedaan
en door een Dobermann vervangen.
Ik zelf heb een herdershond moeten weg doen, die in vele
opzichten voldeed, doch die een zekere schuwheid tegenover
voorbijgangers niet kon onderdrukken en na het passeeren
zich steeds wilde rehabilliteeren door een geniepigen beet in
't zitvlak van den wandelaar. Natuurlijk zijn er ook zeer goede
herdershonden, doch zelden zal men er een zien met de kalmte
en het beschaafde voorkomen van den Dobermannpinscher.
De Airedale-terrier is ontegenzeggelijk de best geproportion-
neerde hond, die er bestaat; ik vind hem leelijk van uiter
lijk, maar wat zwaarder weegt: hij is zeer moeilijk schoon
te houden en bezit een bijna niet uit te roeien jachtpassie.
832
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT