voerd) en welke meer bekend is onder den naam van Taikon- hond, kan voor ons doel buiten beschouwing blijven. 8°. de Pariahonden van Sumatra en Java, welke tot de groote familie der „Paria's" behooren, die verspreid zijn over Noord Afrika, Constantinopel en omstreken (in 1910 op bevel der regeering zoo goed als uitgeroeid), Klein-Azië, geheel Zuid-Azië en de Indische eilanden. Men kent nog verschillen de onderverdeelingen, waarvan de Paria van Siam wel de mooiste en flinkste is. De Keizer van Oostenrijk heeft eenige exemplaren dezer soort laten uitkomen, welke bleken zeer moedig en boosaardig te zijn en in voorkomen, uitdrukking en manieren zelfs een zekeren „Adel" te bezitten, iets wat men helaas, evenals moed tegenover menschen, bij de andere Paria's schijnt te missen. Ieder, die den gladakker op Java, buiten de bevolkingscen tra met eenige aandacht heeft waargenomen, weet, dat men hierbij met een constant ras te doen heeft, zij het dan ook, dat men er vele afwijkingen in kleur onder aantreft (gedeel telijk en volkomen albinisme en melanisme). Ook in lichaams bouw kan men bij dit enorm talrijk vertegenwoordigde ras drie types onderscheiden en wel het herdershond-, vos- en windhondtype. Dit laatste schijnt vooral veel op Sumatra te worden aangetroffen, terwijl er op Celebes een groote wind hondachtige variëteit moet voorkomen, welke wordt afgericht voor de hertenjacht te paard. Hier zij vermeid, om de belangrijk heid der Paria's aan te toonen, dat alle windhonden oorspron kelijk Zuidelijke Pariahonden geweest zijn en evenals onze gla dakkers o.a. door schedelbouw zeer dicht bij de vossen staan. Hieruit moet mijns inziens blijken, dat onze gladakker niet zulk een verschoppeling behoefde te zijn als hij thans is en dat hij voor de fokkerij (misschien) van veel nut zou kunnen zijn. 4°. een overgang tusschen de Pariahonden en de Dingo's (de wilde misschien in zeer oude tijden uit het Noorden ingevoerde en verwilderde hond van Australië) vormt de Tenggerhond, die helaas als zuiver ras geheel verdwenen is. Wel worden er in de Tengger nog enkele honden gevonden, die duidelijk hunne afstamming van den Tenggereesch verra den en daar ook voor zoodanig doorgaan, maar volgens Dr. 834 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 220