slachten van hunne uitgebreide stamboomen niet dezelfde
voorouders mogen tellen). Noemen we de afstammelingen der
bovenbedoelde teven nu a. b. c. d. e. en f., dan kunnen we
het beste de door mij voorgenomen fokking volgen door de fa
milies a en b na te gaan. De gladakker-teef a wordt gedekt
door den Dobermaon I, van het nest a1 worden de reuen van
de hand gedaan en de teven gedekt door Dobermann II welke
paring het nest a2 oplevert.
De gladakker-teef b wordt gedekt door den Doberman II
en de dochters uit 't nest b1 door den Dobermann I, waardoor
't nest b2 ontstaat.
Indien nu een reu uit 't nest a2 wordt samengebracht met
een teef uit 'tnest b2, dan zal het hieruit voortkomende nest
(a2 b2) aan de eischen van de Bruce-Lowésche methode voldoen,
evenzoo het nest (b2a2) ontstaan uit een teef uit 'tnest a2
met een reu uit 't nest b2. Van de producten der nesten
a2 tot en met f2, zal het afhangen of reeds nesten bv. (a2 b2),
(a2d2), (b2f2), moeten worden gevormd of dat pas de producten
uit de nesten a3f3 mogen worden samengebracht tot het
leveren van nesten als bv. (a3 c3) (b3d3), enz.
Ik stel me voor, dat bij deze stelselmatige fokking, waarbij
alle slechte en middelmatige producten voor verdere teelt moe
ten worden uitgeschakeld, spoedig een nieuwe stam van
Dobermanner verkregen zal zijn., waarvan de leden hunne
raseigenschappen zullen hebben behouden en er eenige nieuwe
(van den gladakker) zullen hebben bij verkregen.
NEST.
a2 b2
a3
Reu a2 Teefa2 Reu b2 Teef b2
Dobermann II Teef a1 Dob. I Teef b1
Dob. I Teef a Dob. II Teef b
(gladakker) (gladakker)
Wordt vervolgd).
G. J. Tijmstra
2e Luitenant cl. Inf.
838
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT