nogmaals iets oüer op te leggen Dergoedingen, in-
genolge artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet,
en het daarmede uerband houdende Koninklijk
Besluit nan 1 IDaart 1904, no, 25.
Nu ik weder eenigen tijd in de practijk heb ondervonden
wat het zeggen wil met oningewijde, vaak zelf geheel on
kundige landsdienaren te doen te hebben wanneer er sprake
is van eene vergoeding, wegens den Lande toegebrachte scha
de in den zin van artikel 82 der Indische Comptabiliteitswet,
vermeen ik een niet ondienstig werk te doen door hen, die
niet in het bezit der wetten, staats- en bijbladen zijn, een
kijkje te geven op hetgeen aan het opleggen van zulke ver
goedingen verbonden is.
In de eerste plaats vermeen ik daarom in het kort artikel
82 der I. C. W. te moeten bespreken, om daarna over te gaan
tot de procedure, en eene bespreking van eenige leemten,
waarin door de Kroon nog zal moeten worden voorzien.
Artikel 82 der I. C. W. luidende
„Alle landsdienaren die zonder ter zake comptabel te zijn,
„door onrechtmatige handelingen, of door het nalaten van
„de zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddel
lijk den lande schade toe brengen, zijn verplicht die schade
te vergoeden", en het blijkens de considerans daarmede ver
band houdende Koninklijk Besluit van 1 maart 1904, No. 25,
—Zie de Algemeene Order 1907, No. 77— zijn wegens het daarin
neergelegd beginsel voor ieder landsdienaar van groot gewicht
te achten.
Konden voor de wetsherziening van 1895 slechts zij wor
den getroffen, die als ordonnateurs waren aan te merken,
of als zoodanig eenige handeling hadden verricht; na de
wijziging van artikel 82, I. C. W. worden alle landsdienaren
verplicht de schade te vergoeden (de Minister van Koloniën