Het Staatsblad 1904, No. 241, bevat twaalf artikelen, waar van de eerste vijf betrekking hebben op het eigenlijk tegen den landsdienaar te voeren proces. Ontvangt de Gouverneur Ge neraal van de Algemeene Rekenkamer—zie het bepaalde bij de voorlaatste alinea van artikel 41 harer instructie—dan wel van de Chefs der Departementen van algemeen bestuur—Bijblad op het Staatsblad No. 3795—eene mededeeling, die tot het opleggen van vergoeding voor aan den lande toegebrachte schade—artikel 82 I.C.W.—zou kunnen leiden, dan doet de Landvoogd onderzoe ken, of door den lande schade is geleden, en of die schade middellijk of onmiddellijk door eenige onrechtmatige handeling, of door het nalaten van de zorg, waartoe de betrokken lands dienaren gehouden waren, is veroorzaakt. Uit het vorenstaan de blijkt derhalve, dat de aanklacht niet alleen van de Al gemeene Rekenkamer uitgaat, doch dat zij ook door de ordonnateursbeschikkers —ban worden ingebracht, terwijl het den Landvoogd vrij staat zeiven een onderzoek te bevelen. Of de Regeering de meening zou kunnen zijn toegedaan, dat de zaak geene administratieve behandeling gedoogt,en dus eene beslissing van den burgerlijken rechter moet worden uitgelokt, wordt in dat Koninklijk Besluit niet aangegeven. Hoewel de kans op conflict zeer gering zal zijn, zij kan bestaan, en het is naar mijne meening dan ook eene leemte in de regeling. Heeft het onderzoek uitgewezen, dat de lande schade heeft geleden, die middellijk of onmiddellijk door eenige onrecht matige handeling of door nalatigheid is toegebracht, dan wordt aan den betrokken persoon, aan hunne erfgenamen etc. mededeeling gedaan van de op te leggen vergoeding en de gronden waarop zij rust. Wanneer vervolging plaats vindt, is aldus in beginsel uitgemaakt dat er schade geleden is; of zij zal worden vergoed en door wien, daaromtrent valt de be slissing later. Binnen eon bepaalden door den Gouverneur Generaal vast- gestelden termijn kan eene schriftelijke verdediging worden voorgedragen, waarin de ontoerekenbaarheid moet worden aangetoond. Nadat de schriftelijke verdediging ontvangen, dan wel de daarvoor vastgestelde termijn verstreken is, wordt indien INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 845 I. M. T. 1911. 57

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 231