belang, het stilzwijgen worden bewaard, het slotartikel geeft daarentegen nog aanleiding tot het volgende. Op de bij de zeemacht en het Leger etc. dienenden, heneden den rang van officier, is het Koninklijk besluit niet van toepas sing, en blijven op hen de bestaande bepalingen, nopens het opleggen van vergoedingen wegens den lande toegebrachte schade, van kracht. Teu aanzien van alle sedert 1 Januari 1896 voorgekomen gevallen, moeten de voorschriften, daarop betrekking hebben de, worden beschouwd voor Ned. Indië door de Koningin te zijn voorgeschreven tot tijd en wijle op eene andere wijze door de Kroon daarin zal zijn voorzien. Men heeft nog blijkbaar geschroomd, omtrent die categorie personen definitieve voorschriften te geven, en zich daarom beholpen met de reeds bestaande bepalingen, welke thans als door de Kroon vastgesteld een wettigen grondslag hebben verkregen. De rechtmatigheid der overeenkomstig die bepalingen op gelegde of op te leggen vergoedingen, kunnen daardoor niet meer worden betwist. Het is waar, dat in de militaire huishouding een menigte gevallen voorkomen, waarbij de bevoegdheid tot het vorderen van schadevergoeding uit artikel 82 I.C.W kan worden afgeleid, doch in niet mindere mate zijn er waar de vordering slechts steunt op het gemeene recht; om het doel te bereiken, zou feitelijk een beroep op den gewonen rechter moeten worden gedaan. Wel zullen voor soortgelijke gevallen bepalingen kunnen worden uitgevaardigd, waardoor verhaal langs administratie ven weg plaats vindt, doch de belanghebbenden zullen dan ook telkenmale moeten verklaren, dat zij uit vrijen wil zich aan die bepalingen onderwerpen. Waar de vordeiing tot schadevergoeding vooitvloeit uit de publiek rechterlijke verhouding van den Staat tot zijn diena ren, valt de berechting onder artikel 82 I.C.W. en de daarmede verband hondende regeling. Hat bij het Leger talrijke gevallen en uitzonderingen aan wezig zijn, moge uit het n.v. blijken. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 849

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 235