Heeft men thans, zooals uit het vorenstaande is gebleken, de landsdienaren in twee groepen verdeeld, t, w. die bedoeld bij artikel 1, en die omschreven bij de le alinea van arti kel 12 der regeling, voor welke laatsten nog eene nadere voorziening zal worden getroffen, zoo zal het zoowel in 's Lands- als in het individuëelbelang noodig zijn, dat ook voor de laatsten bij het proces alleen de aard der door den betrokkene aan den Lande toegebrachte schade op den voorgrond treedt, gelijk dat voor de eersten reeds is bepaald. In hoeverre de Kroon, die uit den aard der zaak volkomen vrij is, zelfs over twistgedingen van besproken aard, hetzij als regel, hetzij in bepaalde gevallen, het te voeren proces aan een bepaalde macht of aan een daarvoor te benoemen of bestaand college met administratieve rechtspraak (artikel 154 Grondwet) op zal dragen, zal de toekomst moeten leeren. Naar het voorkomt zal voor de eenvoudige zaken, die zich bij het Leger voordoen, de Compagnies Commandant de aan gewezen man moeten zijn, met een beroep b. v. op den Bataljons Commandant dan wel Afdeelings- tevens Brigade Commandant, of Gewestelijk Militairen Commandant, wanneer men in revisie wenscht te komen. Voor de meer ingewikkelde zaken zou de Legercommandant als hoogste macht kunnen worden aangewezen. Het is te hopen, dat ook hieromtrent eene spoedige beslis sing valt, wijl de voorloopige regeling, voor de minderen van leger en vloot enz. zooals hiervoren is aangetoond, niet in alle gevallen voorziet, en 's lands belangen daardoor geschaad zouden kunnen worden. K. Musch. Majoor Kwartiermeester. Weltevreden. Mei 1911. 852 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 238