Samenmerking uan Infanterie
en Artillerie.
In de Militaire Spectator No. 7 van dit jaar bespreekt de
le Luit. der Inf J. M, J. H. Lambooy eenige punten uit de
voordracht van den Majoor der Art. M. C. van der Hoog,
welke voordracht getiteld: „Desamenwerking van Infanterie
en Artillerie in het gevecht", we vinden neergelegd in de
Ye aflevering 1910-1911 van het Orgaan der V. t. b. v. K.
Nu is er in den laatsten tijd al heel wat over bedoelde
samenwerking gesproken en geschreven, maar na lezing van
het opstel van den Luit. Lambooy konden we niet nalaten,
om te trachten ook een klein steentje te helpen aandragen.
Reeds vroeger toch hadden we ons omtrent het eerste, der
door den Heer Lambooy behandelde punten een oordeel ge
vormd, daarop neerkomende, dat een goede samenwerking
tusschen inf. en art. slechts zelden verzekerd zal kunnen
worden door het geven van preciese bevelen bij den aanvang
van het gevecht, maar dat deze veel meer moet worden ver
kregen door een innige verbinding gedurende de actie.
Vermelden we in het kort wat de zaak is.
In 1909 was bij een in Nederland gehouden oefening een
batterij veldartillerie ingedeeld bij een voorhoede, bestaande
■uit 2 Bataljons Inf.
Deze voorhoede krijgt het bevel 's vijands stelling te ver
kennen in eene strook ter breedte van 600 M., in verband
waarmede de Voorhoede Commdt. aan den Batterij-Commdt.
last geeft, om in bewakingsstelling te komen en de verkenning
te steunen, door het vuur te openen op belangrijke doelen.
Toen het gevecht (verkenning) was afgeloopen, had de ar
tillerie nog altijd niet gevuurd, want zij had nog geen belang
rijke doelen gezien.
En toch waren deze er geweest. Dat er in het beschreven
geval geen samenwerking was, werd van artilleristische zijde