toegeschreven aan de onvolledigheid der verstrekte opdracht, terwijl de Voorhoede Commdt. meende—een meening waarmede de Heer Lambooy volkomen accoord gaat—dat er op dat tijdstip geen meer positief bevel kon worden gegeven. Het gegeven bevel, boven reeds vermeld, zal ongeveer als volgt geluid hebben „Kom bij X (hiermede is ongeveer de plaats bedoeld) in bewakingsstelling en steun mijn verkenning, door het onder vuur nemen van belangrijke doelen". Aan dit bevel was natuurlijk de mededeeling vooraf gegaan, dat de inf. in een bepaalde strook ter verkenning zou oprukken. Laten we thans het gegeven bevel eens detailleeren. Zou het b. v. mogelijk zijn om in plaats van de woorden „belangrijke doelen" in een ander geval te vermelden „onbe langrijke doelen" Uit het antwoord zal ons dan al dadelijk blijken, dat de woorden „door het onder vuur nemen van belangrijke doelen" overbodig zijn. Tot het zelfde resultaat zouden we komen door de vraag te stellen, wat de taak is van artillerie, die in bewakingsstelling staat. Van het bevel blijft dus over: „Kom bij X. in bewakings stelling en steun mijn verkenning." Nogmaals zouden we een vraag willen stellen, n. 1. deze: Wat is de taak der artillerie? Ingedeeld bij voohoede, achter hoede, of waar dan ook, te allen tijde is haar taak, de afdee- üng, waaraan ze is toegevoegd, te steunen bij het volvoeren harer opdracht. Indien men in bepaalde gevallen dat „steunen" nog weer afzonderlijk vermeldt, zou men gaan denken dat de artillerie nog iets anders tot taak had, b. v. een apartje met de vijan delijke artillerie. Van het oorspronkelijke bevel rest dus nog: „Kom bij X. in bewakingsstelling." We gelooven, dat in vele gevallen ook niets meer zal kun nen bevolen worden. Naarmate de infanterie voortrukt, zal de toestand zich allengs duidelijker teekenen en zal het mo gelijk worden aan de artillerie bepaalde doelen te kunnen aan wijzen. Een innige „liaison" is daarbij een eerste vereischte, en we INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 261