Enkele beschouwingen naar aanleiding uan „Uerlofstradementen Dan Officieren uer- geleken roet die nan ambtenaren." Bij het lezen van bovenstaand artikeltje kwamen verschil lende gedachten in ons op en de vraag deed zich bij ons voor, of het niet wenschelijk is, deze aan het papier toe te ver trouwen, opdat zij in ruimeren kring bekend worden en zoo doende de mogelijkheid geboren wordt, dat een deel er van althans zij het dan ook eerst over tal van jaren tot ver wezenlijking komt. De allereerste gedachte dan was: „Zou dit artikeltje iets uitwerken Hoe veelvuldig toch is er niet reeds geschreven over onze financieele positie, hoe menigmaal werd niet in verschillende periodieken de aandacht er op gevestigd, dat onze bezoldiging, vergeleken bij die van tal van burgerlijke ambtenaren, veel te karig is, vooral gelet op den stand, die door ons in de Maatschappij wordt ingenomenop het eigenaardige feit, dat wij met een inkomen van f 500 en meer toch nog maar steeds in de tweede klasse der spoortreinen moeten reizen, terwijl de burgerambtenaren met een zelfde inkomen het recht bezitten om in de 1ste klasse vervoerd te worden en bovendien een daggeld van f 8.te declareeren, waar voor ons, subalterne officieren, 'dat schijnbaar maar niet hooger dan f 6.— kan worden. Al die ambtenaren zijn toch ook nog niet te rekenen onder de /zoo/'dambtenaren. Al is het ook zeer zeker waar, dat al die stemmen tot nog toe heel weinig, ja in vele opzichten in het geheel niets tot stand hebben doen komen, zoodat de vraag gewettigd is, of het wel ooit zoo ver zal komen, dat de Indische officier er zich op mag verheugen een flink tractement te genieten, zon der verplicht te zijn ieder dubbeltje een paar malen om te keeren, voor hij er toe overgaat het uit te geven, toch gelooven wij, dat door er telkens en telkens weer op terug te komen, tel kens weer op bezadigde wijze deze zaken onder de aandacht I. M. T. 1911. 59

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 263