sen, die nadeel zullen doen aan den werkelijken dienstplicht. Langzamerhand wint het denkbeeld veld, om aan een van die oefengelegenheden meedoende, voldoende onderlegd te zijn voor militairen dienst, ergo, die wel te kunnen missen. Nu is de diensttijd bij het voetvolk 8 maanden, doch het gevaar is er, dat die voor deelnemers aan dergelijke cursussen min der zal worden, (in sommige gevallen al minder is) dan als 't kon, de geheele dienstplicht te vervangen. Alsof die enkele oefeningen het eenige is waarop het aankomt en niet het leven en zijn in dat groote verband, het tijdelijk ondergeschikt ma ken van eigen wil en opvatting aan die van anderen. Dat wordt niet in enkele weken geleerd, dat heeft maanden noo- dig. Niet elke menschelijke natuur is zoo geneigd om zich daar spoedig in te leeren schikken, dat kost voor velen heel wat oefening en zelfbeheersching. Doch dat alleen is nog niet genoeg. Tot een zekere grens is er een soort automa tisme noodig. Vrees niet, dat we hier pleiten voor automa ten en marionetten, verre van dat, doch ik noem het al een soort automatisme, als de mindere kalm en zonder tegenspraak uitvoert, wat hem bevolen wordt. De eerste beweging moet zijn: ik doe het—en niet: dat doe ik niet. „Diziplin soil ein- gelebt werden". De diepe zin daarvan is nog even waar als in den ouden tijd en zal altijd waar blijven. We kunnen den militairen dienst verbeteren, we kunnen ons best doen het weerzinwekkende zooveel maar mogelijk is weg te nemen, maar we kunnen hem niet ontberen, zoolang de natiën nog zelf voor hun recht moeten opkomen. Die dienst wordt geleerd in het Leger van den Staat, en niet in privaat cursussen, want als de nood aan den man is zullen de weer bare mannen naast elkaar moeten staan, zonder onderscheid en zonder voorbehoud en kunnen we geen afzonderlijke korp sen en groepjes formeeren. Tal van uitnemende mannen waarschuwen daar zoo tegen in Engeland en eischen dienst plicht, terwijl we in Nederland een streven zien om door surrogaten die dienstplicht te vervangen. In Indië is weer eenige jaren de leus geweest: „wij moeten het van de vloot hebben." Alle krachten en alle gelden voor de vloot en het landleger alleen voor binnenlandsehe onlusten 644 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 26