den uitgegeven, want welke controleur is met f 100, welke
assistent-resident met f 150 tevreden, daar bekomt de offi
cier, die naast zijn eigen werk nog allen civielen arbeid van
een controleur of assistent-resident moet verrichten, zonder
dat hij daarvoor opgeleid werd en onder heel wat moeilijker
omstandigheden, het zoo pas genoemde bedrag boven zijn
gewone inkomsten. B. B. heeft zooveel van die ambtenaren
minder noodig, is toch geholpen en betaalt beduidend minder
aan inkomsten. Zeer economisch inderdaad. (Op die manier
behoeft het immers niet tot de zoo ernstig gevraagde positie
verbeteringen der eigen ambtenaren over te gaan)
Doch is het billijk? Zeiden we daar zoo even te veel, toen
we beweerden, dat de omstandigheden voor den officier zoo
veel moeielijker zijn. Wij meenen van niet, want, afgeschei
den nog van het feit dat ze zich geheel ineen andere functie
moeten inwerken terwijl mogelijk begane fouten flink uitge
meten worden, zijn het dan niet de civiele en militaire ge
zaghebbers, die als de strijd volstreden is, de expeditionaire
troepen naar hunne garnizoenen teruggekeerd zijn, daar met
een handjevol manschappen het groote pacificatie-werk ver
richten en als rust, orde en welvaart zijn teruggekeerd, hun
baantje kunnen overgeven aan de eigenlijke civiele ambte
naren, opdat deze het kunnen voortzetten en trachten de
tot rust gebrachte bevolking door hun beleid in het goede
spoor te houden? Het moeielijkste werk, de verzoening met
de Compenie, het tot het inzicht brengen van hare goede
bedoelingen, het haar in de gelegenheid doen komen de eerste
vruchten van die zegeningen te plukken, dat alles moeten
de officieren-civiele gezaghebbers doen. Is het noodig hier
nog andere zaken bij te berde te brengen?
Waar op een klein luitenants-tractementje een opslag van
100, op dat van kapitein, die de functie van assistent
resident waarneemt, een bijslag van f 150 een heel aardig
bedrag uitmaakt, daar kunnen wij ons voorstellen, dat onze
officieren er toe overgaan die betrekkingen te begeeren, maar
wij vragen ons af, of daar wel goed mede gehandeld wordt?
Zou het van onzen kant niet in ons eigen belang zijn, wan
neer we juist andersom deden dan onze tijdelijke werkgevers;
886
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT