wanneer we in de allereerste plaats de aandacht vestigden op onze geschiktheid en daarnaar ons loon lieten berekenen? Waai om wordt, waar minstens het zelfde werk wordt ver richt niet het zelfde tractement gegeven als de eigen ambte naren van B. B. ontvangen? Dit zou wel zoo billijk zijn. Want men moge praten hoe men wil, de praktijk heeftin deze bewezen, dat de officieren zeer zeker voor al die betrek kingen de gewenschte geschiktheid ja zelfs meer bezitten, getuigen de verschillende decoratiën, die onderscheidene offi cieren in civielen dienst verwierven, het herhaaldelijk vragen om toch maar meer krachten te mogen ontvangen, de over gang zelfs van verschillende onzer collega's bij verschillende takken van dienst en wat al niet meer.. Wanneer wij niet zoo grif toebeten, maar onze eischen stel den; wanneer wij zooals dat bij B. B. het geval is, onze be zoldiging niet van ons militair tractement afhankelijk laten zijn en minstens het zelfde tractement vragen als R. B. zijn eigen ambtenaren van den zelfden diensttijd geeft dan zouden we beslist veel verstandiger handelen. En daar moet naar onze meening dan ook beslist op aangestuurd worden. Een goed werker toch is zijn loon dubbel en dwars waard. De omstandigheden maakten de officieren voor het meeren- deel tot zulke arbeiders. Door hunne militaire opleiding, door de discipline, waarme de ze van af bet eerste oogenblik van hun in dienst treden kennis maakten en die hun tweede natuur is gewordeu, hebben ze ook ten duidelijkste leeren inzien, wat plicht is; is hun plichtsgevoel in sterke mate ontwikkeld, waardoor zij als van zelf inzien, dat ze goed en degelijk werk moeten leveren en den hun gegeven tijd naar behooren moeten ge bruiken en geenszins verbeuzelen. Hierdoor onderscheiden ze zich beslist al reeds van heel wat burger-ambtenaren. Waar zij, nog zeer jong zijnde, reeds verschillende men- schen met veel meer levenservaring en een hoogeren leeftijd onder hunne bevelen kregen, die zij moesten opvoeden en voor hun moeilijke taak geschikt maken, daar kregen zij door nadenken en ondervinding den tact, welke zoo noodig is om INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 887-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 273