Begrooting Dan Dederlandsch-Dndie
uoor hei dienstjaar 1912,
Indisch Onhserp,
Memorie van Toelichting.
Onderafdeeling 136. De inkomsten van de officieren van het korps
Barisan kunnen allerminst worden beschouwd als in overeenstemming
te zijn met de eischen welke hunne betrekking aan hen stelt, noch als
in billijke verhouding te staan, tot die van de civiele Inlandsche ambte
naren, met wie zij in inaatschappelijken zin op één lijn kunnen worden
geplaatst.
Het gevolg hiervan is dan ook dat 'oij de Barisan in weerwil van
het streven om daarbij bij voorkeur jongelieden van adel tot officier
te benoemen de aanvulling niet zoodanig kan geschieden als noodig
en geweuscht is.
Het is daarom noodig de geldelijke positie van die officieren te
verbeteren, in verband waarmede de volgende schaal der traktementen
is samengesteld
voor een 2en luitenant van f 40.—op f 60.— 's maands
voor een len luitenant jongste helft van f 60.—op f 80.— 's maands;
voor een len luitenant oudste helft van 60.—op 95.—'s maands
voor een len luitenant oudste J gedeelte van f 60.— op f 110.
's maands;
voor een kapitein jongste helft van f 100.— op f 135.— 's maands;
voor een kapitein oudste helft van f 100.— op f 160.— 's maands;
voor een majoor van f 200.— op f 210.— 's maands;
voor een majoor na 3 jaren actieven dienst als zoodanig van 200.—
op f 260.'s maands.
De thans uitgetrokken bedragen voor jaarlijksche verniewing aan
kleeding voor luitenants en adjudant-onderofficier zijn beslist onvol
doende te achten. Het heeft geen ziD daarbij de luitenants beneden
den kapitein te stellen daar beiden dezelfde diensten verrichten. Yoor
de adjudant-onderofficieren ban meteen geringer bedrag worden volstaan
omdat zij niet of weinig deelnemen aan uitrukkende diensten.
In verband hiermede zijn de toelagen voor de luitenants gelijk te
stellen aan die voor de kapiteins en dus op f 70.en die voor de
adjudant-onderofficieren op f 55.— 's jaars te brengen.
De gratificatie bij benoeming bestemd voor de eerste aanschaffing van
de noodzakelijke kleeding- en uitrustingstukken bedraagt voor officieren
250.— en voor adjudant-onderofficieren f 200.-, welke bedragen
eveneens onvoldoende zijn en behooren te worden verhoogd respectie
velijk tot f 300.— en 250.—