INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
909
Wegens de bijzondere toestanden bij de Atjeh-stoomtram dienen en
kele betrekkingen, die bij de Staatsspoorwegen niet bestaan, voorloopig
gehandhaafd te worden, terwijl mede eenige betrekkingen in het leven
zijn geroepen die in de naaste toekomst niet gemist zullen kunnen
worden.
Tevens is rekening gehouden met de omstandigheid dat Inlandsehe
ambtenaren ook bij gelijken rang, niet even hoog bezoldigd behoeven
te worden als hunne ambtgenooten van Europeeschen landaard.
Aangezien het in de bedoeling ligt de schrijfbehoeften rechtstreeks
in het groot aan te schaffen en naar behoefte te verstrekken, zijn in
de betrekkelijke kolom geen bedragen vermeld.
De gratificatie voor eerste uitrusting is vervallen, omdat de tram
toestanden het thans niet meer noodig maken om militairen te benoe
men of te belasten met de waarneming der betrekkingen en hen bij
het Leger voor memorie te voeren.
Berekend naar de gemiddelden der vigeerende en der voorgestelde
minimum- en maximum-traktementen is aan den onderwerpelijken
maatregel eene verhooging der jaarlijksche uitgaven van f 23 500.
verbonden.
Onderafdeeling 144. Reeds in 1905 werd een reorganisatie van het
pupillenkorps te Gombong overwogen, in hoofdzaak ten doel hebbende
om, met opheffing van de pupillenschool te Gombong, de uitbreiding
van de pupillen der le categorie zoover door te voeren, dat zij voor
taan na bij de liefdadigheidsgestichten de lagere school te hebben
doorloopen dadelijk bij de korpsen van het Leger zouden worden ge
detacheerd, ton einde hun bij door den Legercommandant aangeduide
inrichtingen een vakopleiding te doen geven.
De bedoeling dier voorstellen was om, zonder de opleiding voor den
krijgsdienst bepaald te laten vervallen, het instituut der militaire pu
pillen in hoofdzaak te bestemmen om knapen en jongelieden op te
leiden tot militaire ambachtslieden.
Aan de verwezenlijking van bedoelde denkbeelden zou een belang
rijke bezuiniging zijn verbonden, terwijl zij ook tengevolge zou kunnen
hebben, dat het instituut der militaire pupillen meer dan tot dusver
het geval was geweest, dienstbaar zou kunnen worden aan de oplos
sing van het voor deze gewesten belangrijk sociaal vraagstuk, op welke
wijze aan de afstammelingen van onbemiddelde Europeesche ingezetenen
eene redelijke toekomst en een nuttige plaats in de maatschappij zou
kunnen worden verzekerd.
Her. ligt thans in het voornemen om met ingang van 1 Juli 1912
over te gaan tot
le. opheffing van het instituut der militaire pupillen met gelijktij
dige uitbreiding van het door het Gouvernement te subsidieeren
aantal plaatsen in de verschillende liefdadigheidsgestichten tot
350 (zie onderafdeeling 71);
2e. het in het leven roepen van een 3-jarigen cursus tot opleiding van
jongelieden tot teekenaar en opnemer bij den topografischen dienst.
De le maatregel zal gelet op de kosten van het pupillenkorps bij
normale sterkte den Lande een jaarlijksche bezuiniging van
1. M. T. 1911. 61