INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 913 ad f 1.50 hetgeen berekend naar eene sterkte van 402 paarden den Lande op eene uitgave van f 7236.'sjaars zal komen te staan, zal de volgende regeling worden getroffen. Aannemende dat een paard van af het 8e levensjaar in waarde ach teruitgaat om in zijn 13e jaar op reform te worden gesteld als wan neer het bij verkoop gemiddeld 120.— opbrengt, zal het paard, dat tegen 500.werd verstrekt, alzoo f 380.in waarde zijn achteruit gegaan, of rond f 6 per maand. In verhand hiermede ware een toelage van f 6.'s maands te verleenen wegens waardevermindering van het paard. Deze toelage zou alleen zijn uit te keeren aan officieren in het bezit van rijpaarden van 8 jaar en ouder, ware het niet dat er echter ook rekening mede moet worden gehouden dat een aantal officieren in het bezit is van particulier aangekochte dienstrijpaarden, welke dus niet door het Rijk worden overgenomen. Deze omstandigheid brengt mede dat in billijkheid aan ieder officier gedurende den geheelen tijd dat hij in het bezit is van een rijpaard de bedoelde schadeloosstelling zal zijn toe te kennen. Evenals bij de bestaande regeling ten opzichte van verstrekking van rijkspaarden, waarbij het paard voor denzelfden prijs wordt terugge nomen als waarvoor het werd verkocht, komt bij deze regeling in het algemeen de waardevermindering van het paard voor rekening van den Lande. In het algemeen want de genoten toelage blijft voor rekening van den Lande indien geen restitutie plaats vindt en dit geschiedt in de volgende gevallen le. wanneer de officier in het bezit is van een particulier aange kocht paard 2e. indien een gewezen rijkspaard bij ongeschiktheid voor den troe pen dienst niet door het Rijk wordt overgenomen; 3e. over het tijdvak voorafgaande aan het tijdstip waarop het paard den achtjarigen leeftijd heeft bereikt. Hoe groot het jaarlijksch bedrag zal zijn dat door voornoemde ge vallen ten laste van den Lande blijft, valt moeilijk te zeggen, doch voorop stellende dat het in de bedoeling ligt de verstrekking van rijks paarden tot regel te makeD kan a priori worden aangenomen, dat dit bedrag lager zal zijn dan het verschil tusschen de som van f 18000. die noodig zal zijn wanneer eene gratificatie ad f 500.per paard wordt gegeven en de uitgave ad f 7236.wegens assurantiepremie. De aangegeven regeling eischt dat de begrooting van uitgaven wordt belast met eene som van 402 X X ^>50 f 36180. Aangezien op de begrooting voor 1911 reeds een bedrag van f 18000. voorkomt, kan ter zake worden volstaan die voor 1912 met een som van f 18180.te verhoogen. Daar deze verhooging misschien den indruk zou kunnen maken dat de voorgestelde regeling duurder is dan het gratificatie-stelsel moge er wellicht ten overvloede de aandacht op worden gevestigd, dat te genover de verhooging der begrooting van uitgaven staat, dat het middel van inkomsten, ten laste waarvan de restitutie bij terugname van paarden plaats vindt, door de omstandigheid dat niet evenveel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 299