Waarom zijn zoo rneinig goede uolbloedpaarden
bij officieren uan het Ded.-Ind. beger te nin-
den? en de daarmede Derband houdende
achteruitgang der races.
lia si} tsa süi ski
Ziedaar een vraag welke wel verdiend overwogen en behandeld te
worden.
In de laatste vergadering der Preanger Wedloop-Societeit, waarin
het reuprogramma werd vastgesteld, heeft, meen ik, de Heer Colthoff,
een onzer beste heerrijders, een verzoek ingediend om ook prijzen
beschikbaar te stellen voor paarden, welke, vroeger renpaarden geweest
zijnde, nu uitsluitend gebruiks- en dienstpaarden van sommige officieren
zijn geworden, zoDder echter in den geest onzer wedloopreglementen,
gebruikspaarden te zijn.
Dit paradox zal in de ooien van oningewijden een vreemden klank
moeten hebben. Tot goed begrip diene daarom, dat onze wedren
reglementen er eene heel bijzondere definitie van het begrip gebruiks-
paard geven. Volgens ons wedloopreglement is een gebruikspaard een
paard, dat nimmer, waar ook, in rennen heeft medegedongen, waarin
geregistreerde renpaarden waren ingeschreven. Zoo komt bet, dat tal
van goede volbloedpaarden, gezond en zonder gebreken, welke voor
een renstalhouder wegens te weinig snelheid of om andere redenen van
de hand worden gedaan, feitelijk niet in handen komen van officieren,
welke aan dgl. materiaal zeker meer zouden hebben dan aan minder
waardige paarden die pas geïmporteerd, hoogstens eene waarde van
f 600 a 800.vertegenwoordigen. Het is een feit, dat de officieren
van het Ned.-Ind. Leger geen rijkaards zijn (waren zij die, dan zouden
zij geen officieren hier te laDde zijn geworden) en dat hun dus eene
uitgave van 600 a 800 gulden voor een dienstpaard reeds behoorlijk
hoog toeschijnt, een bedrag, dat dan ook voldoende genoemd kan wor
den. Aan den anderen kant zijn talrijke renstallen op Java. welke wer
kelijk hoog volbloedmateriaal, vroeger door hun voor duizenden van gul
dens geimporteerd van de hand willen doen, ja moeten doen willen zij
hun stallen door import van nieuw materiaal steeds op hoog pijl houden,
en omdat toch iedere stal slechts een beperkt aantal paarden er op na
kan houden. Een débouché voor deze overigens zeer goede paarden is
echter zoo goed als niet te vinden, juist wijl de afnemers par excellence
(in casu de officieren) met zulke afgeschreven renpaarden niet meer
op de baan mogen komen.
Talrijk zijn de voorbeelden dat werkelijk goede paarden welke vroe
ger den grooten renstallen duizende hebben gekost voor belachelijk
lage prijzeD if b00 a f 400.verkocht zijn. Deze paarden werden
uitsluitend verkocht, omdat een of ander renstaleigenaar zijn stal van
nieuwe paarden wenschte te voorzien. Het ontbreken van een be-