waarvan hieronder sprake is, vrij goede resultaten bereikt, door de a. s. waakhonden het fort te leeren beschouwen als de plaats, waar zij „in dienst" zijn, waar zij, behalve hun dresseur, niemand mogen dulden. Zij komen dan ook alleen in het fort om geoefend te worden als koelies, parkknecht en oefe- ningsdetachementen daar niet aanwezig zijn. Als regel zullen dus de honden overdag buiten het fort worden ondergebracht en na afloop der werkzaamheden binnen 't fort, daar worden losgelaten. Waar de honden met z'n tweeën zijn en voor hen een nachthok in 't fort is geplaatst, zullen ze't hier's nachts wel goed uithouden; zijn ze nog de laatste uren voor hun dienst vastgelegd geweest, dan zullen ze nu van de verkregen vrijheid gebruik maken om het fort af te zoeken, vooral waar het manwerk met een helper voor en na herhaald wordt. Dat volgens Most de hond alles zou doen ter wille van het kluifje, is minder juist. Most gaat van het zeer juiste principe uit, dat elke jonge hond zijn eigenbelang zoekt en het nu aan den dresseur is, om den jongen hond door een oordeelkundige africhting al die handelingen, welke van hem vereischt worden, te doen leeren kennen als tot zijn eigen voordeel leidende en die handelingen, welke men hem niet wil zien doen, als te zijn onvermijdelijk verbonden met voor hem zeer nadeelige gevolgen. Als men dit bij de voorbereidende dressuur steeds in 't oog houdt, schiet men zeer vlug op en krijgt verrassende resultaten. De z. g. kamerdressuur, zonder welke men het tot dusverre maar niet af kan en die dikwijls een urenlange marteling was voor hond en meester, wordt door Most geheel uitgeschakeld. Volgens zeer bevoegde ooggetuigen, welke Most in zijn opleidingsschool voor geleiders van diensthonden te Saarbrücken hebben bezocht, ten einde zich van de resultaten zijner nieuwe methode te vergewissen, beantwoordden de door hem afgerichte honden aan alle, zelfs de hoogste eischen. Deze honden onderscheidden zich vooral door hunne kalmte en de blijmoedigheid, waarmede ze zich van de zwaarste opdrachten kweten. Most had het zoover gestuurd, dat de Cos. voor zijn honden meer de toestemming tot een voor den hond zeer begeerenswaardige handeling was, dan wel een bevel. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 935

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 321