Indisch militair tijdschrift de hand te hebben. Wel komt het mij echter gewenscht voor om bepaalde bataljons (natuurlijk die, welke het sterkst zijn aan Eur.), waaraan c. q. eenige artillerie toegevoegd, een be paalde landingsstrook als oorlogsstandplaais aan te wijzen en hun gedurende een gedeelte van het jaar daar meerdaagsche oefeningen te laten houden en dan tevens de bezwaren eener verpleging onder de oogen te doen zien. Zoo zou bv. 1 bat. Tangerang, weer een ander Tandjong Priok als oorlogsstand plaats kunnen krijgen. De korps-commandant zou dan hebben na te gaan: 1. Waar het terrein het gunstigst is om zoowel gedurende als na de landing actief op te treden, waarbij natuurlijk nachtelijke ondernemingen eene voorname rol zullen spelen. 2. Hoe dat terrein reeds in vredestijd daarvoor meer ge schikt is te makeD. 3. Waar geschikte art. stellingen te vinden zijn. 4. In hoeverre het vuur der oorlogsschepen en gewapende sloepen de landing kan begunstigen, dus tot op welken afstand deze het strand kunnen naderen. 5. Welke hulpbronnen de bevolking bezit, om in onze verpleging te voorzien, en hoe de drinkwatervoorziening kan geregeld worden. 6. Of het mogelijk is de bevolking met hare voorraden tijdelijk naar het binnenland te verplaatsen. 7. Waar eventueele troepenversterkingen eene gunstige opstellingsplaats kunnen vinden. 8. In hoeverre de bereden wapens kunnen meewerken aan het afslaan der landing. Verder zal er naar gestreefd moeten worden om in de aangewezen kuststrooken te ageeren zonder kaarten, vooral met het oog op nachtelijke operaties onzerzijds, terwijl de oefeningen tevens dienstbaar gemaakt moeten worden aan het africhten van spionnen. Zonder twijfel zal bij dergelijke manoeuvres de medewerking der marine niet ontbeerd kunnen worden. Daarom is het zoo te betreuren, dat we in Indië geen Raad van Defensie bezitten, zooals Nederland dien kent. Zoo'n Raad, waarin de hoogste autoriteiten van Leger en Marine zitting moeten hebben, on- 941

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 327