gereed en geschikt te zijn (blz. 1005) en het tegendeel daar
van is door den Heer A. B. niet aangetoond.
Dat over het algemeen de overgang van de fuselier- tot
de maréchaussee-bewapening, en omgekeerd, vlot ging, zon
der dat alsnog belangrijke klachten of nadeelen werden on
dervonden bewijst niet, dat dergelijke overgangen onschade
lijk zijn. „Alsnog" werden er geen nadeelen van ondervonden,
maar worden deze er wel van ondervonden, dan kan het te
laat zijn en dat moet voorkomen worden.
Schr. is het ook met ons eens, dat het „geweer" het eenige
wapen is, dat ons tegenover den B. V. succes kan beloven
en dat daarom het gebruik van dat wapen zoo hoog mogelijk
opgevoerd en er naar gestreefd moet worden den man er zóó
vertrouwd mede te maken, dat zoo goed als eik schot een
treffer is. (blz. 158) Immers eerst dan kan de fuselier wat
schietvaardigheid betreft geheel geoefend eri op peil, geschikt
voor zijn taak zijn. (blz. 939),
Schr. verwijt ons, dat wij van die schietvaardigheid zoo
goed als niets gezegd hebben, doch wij namen „schietvaar
digheid" op als een der voornaamste factoren, welke de
„strijdvaardigheid" van den infanterist bepalen en voegden
er aan toe, dat wat deze schietvaardigheid betreft „ons"
staand leger op een zeer hoogen trap kan staan, tegenover
welken B. V. ook, die er geen staand leger op na houdt!
(blz. 943).
Verder namen wij aan, dat onze Infanterie „gelijkwaardig"
is aan die van een tegenstander. Van een zinspelen op „min
derwaardigheid" onzer troepen ten opzichte van den—of een-
te verwachten tegenstander is dus onzerzijds geen sprake.
Wij wijzen dan ook deze aantijging reeds op grond van het
in ons artikel voorkomende en hier herhaalde uitdrukkelijk af
Een ballistisch hoogstaand wapen te wenschen zonder de
schietvaardigheid te willen, noodig om uit dat wapen te halen
wat er in zit, is bovendien niet wel denkbaar!
Waar dus de troep als gelijkwaardig wordt aangenomen,
hebben wij nog slechts de bewapening, enz. aan die van een
mogelijken tegenstander te toetsen en aangezien wij kunnen
weten, dat wij „quantitatief" niet de meerderen zullen zijn,
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
959