INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
999
tusschen in het russische voorschrift niet gegeven, maar een groote
vrijheid van handelen in dit opzicht gelaten. Daartegenover treedt in
het russische reglement een buitengewoon diepe groepeering in het
oog, die te verklaren is uit de vrees voor de werking van artillerie-
en infanterievuur op gnote afstanden, zooals in den japanschen
oorlog werd ondervonden De bizonderhedeu van deze groepeering
hangen samen met het doorvoeren van het gevecht en zullen in dien
geest later worden besproken.
Ons duitsche reglement laat zich over deze zaak inderdaad korter uit
dan de beide andere gevechtsvoorschriften en bepaalt er zich toe in
het algemeen op de noodzakelijkheid te wijzen, dat de aanvoerder
reserves ter beschikking houdt. „De voornaamste invloed op den ge-
heelen gang van het gevecht," zegt punt 291, „bezit de aanvoerder
in de nog niet uitgegeven krachten, de reserve. In deze heeft hij het
middel het zwaartepunt van den strijd naar de door hem gewenschte
plaats te verleggen, daar te ondersteunen waar hij dit noodig acht,
eene wending van het gevecht te voorkomen en ten slotte de beslissing
te geven." Dat zijn in elk geval ruime grondbeginselen, die nadruk
leggen op de beteekenis van diepteformaties zonder den aanvoerder
ook maar eenigszins te binden.
Wat betrelt het doorzetten van den aanval neemt het fransche
reglement het meest vrije standpunt in en geeft eigenlijk meer een
algemeen beeld dan een uüwerken van bepaalde grondslagen. Inder
daad laat het fransche reglement alle op zich zelfstaande gevallen
buiten beschouwing en vermijdt opgaven over krachtsverdeeling, breedte
uitgestrektheden, afstanden, enz. Hit vergenoegt zich ermede, het
gezamenlijke optreden van af'de eerste ontwikkeling tot den stormaanval
in zelfstandig handelende gevechtsgroepen (groupes eventuelles) te
ontleden. ]Su eens zullen in den zin van een overal afwisselenden
toestand, de vechtende troepen in voorste linie in meer of minder
breede groepen zijn samen te vatten, dan weer zal eene verdeeling
in smalle groepen zich ais noodzakelijk voordoen; hier zal alles
schouder aan schouder vechten, daar kan tengevolge van het terrein
zelfs eene ruime afscheiding zijn. De leidende grondgedachte blijft,
dat alle terreinvoordeelen moeten worden benut en dat naar weder-
keerige ondersteuning der gevechtsgroepen moet worden gestreefd.
Zonder den drang naar voren aan banden te willen leggen, moet, zoo
vaak als de toestand dit gedoogt, het zich vereenigen tot gemeen
schappelijke krachtsuiting betracht worden. Met recht wijst het fran
sche reglement er op, dat het schematische, gelijkvormige optreden
met mooi gerichte tirailleurlinies, het streven naar regelmatige en
aaneengeschakelde tirailleurvormen „niet meer in overeenstemming is
met de eischen van een hedendaagschen strijd".
Zóó absoluut vrij als het fransche reglement bij de bespreking van
den aanval laat zich het duitsche reglement niet uit, maar het hecht
evengroote waarde aan een aanvallend optreden in gevechtsgroepen.
In dezen zin moet op de volgende drie grondregelen van ons regle
ment worden gewezen. „Vaste, algemeen geldende regelen laten zich
voor de leiding niet geven," zegt punt 272. „De zich tot juiste gren
zen bepalende zelfstandigheid is de grondslag van groot succes in den