INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT Van de 44 irgeschreven paarden waren 29 volbloed en van de 12 eerst geplaatste waren 7 volbloed. Wij gelooven dat aan personen, die ruw zijn of neiging hebben tot stal meesteren (in den slechten zin van het woord) geen beter dienst kan worden gedaan dan hun volbloed te laten rijdengeen beter middel om peuteren en ruwheid af te leeren, want bij geen paard wreken zich deze slechte gewoonten sneller en in heviger mate dan bij volbloed. Heeft men zich op die wijze eens flink „vast" gereden, dan is dit de beste aanschouwelijke les die men kon gekregen hebben. Geen beter leermeesteres dan de ondervindingeen geval zelf onder vonden, overtuigt meer en laat een meer blijvenden indruk achter dan de meest juiste en herhaalde opmerkingen van den besten in structeur. Hoe meer men volbloeds heeft gereden, des te meer zal men tot de overtuiging komen, dat geen paard zich heftiger kan verzetten bij onoordeelkundige behandeling, maar ook dat geen leerzamer, vlugger van begrip en handelbaarder is en geen dat zooveel energie en moed toont bij grootere inspanning en zware vermoeienissen. Ook wat betreft overmaat van zenuwachtigheid behoeft men zich niet ongerust te maken. In het algemeen zal men deze moer vinden bij sommige halfbloeds dan hij volbloeds, omdat bij de laatste meestal juister overeenstemming bestaat tusschen kunnen en willen. 51en vindt halfbloeds die de energie en het bloed hebben geërfd van een hunner ouders, doch niet de hardheid, het staal in weefsel en or ganen, dat toch dient samen te gaan tot vorming van een goed geheel, waarbij het lichaam kan uitvoeren wat do geest verlangt. Zulke paar den, waarbij dit onbreekt, zijn meestal overdreven zenuwachtig, daar door niet aangenaam te rijden en vóór hun tijd versleten. (Alg. Sportbl. No 39).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 393