het bijzonder de tamboers en hoornblazers van het voetvolk, die, na naar het mij voorkomt, gevoegelijk bij hun allereen- voudigsten werkkring iets extra's kunnen verrichten, vooral als men overgaat tot afschaffing van de trommelslagers, waarop hieronder nader de aandacht zal worden gevestigd. Mag ik in de eerste plaats de overwegingen opgeven, die de infanterist in den regel het ambt van tamboer of hoorn blazer doen ambiëeren, waarbij tevens de voorrechten dezer categorie militairen in het oog springen. In de eerste en voornaamste plaats verlokt het vooruitzicht, dat de man zijn geweer feitelijk omruilt tegen een trom of nog beter een hoornde revolver, die bovendien niet eens altijd wordt roeegenomen, wil hij er op den koop toe wel bij hebben. 2de. Bij velddiensten blijft hij meestal in de buurt van de officieren toekijken, hoe zijne kameraden zich afwerken in het infanterie vuurgevecht, partrouilleeren enz. 3de. Schijfschieten met geweer, vuren met losse patronen bij oefeningen, met de daaraan verbonden schoonmaak en in specties, kent hij dan niet meer; de revolver geeft heel wat minder last. 4de. De muzikale repetities, pasregelen enz. kan men gevoegelijk rekenen tot de zachte dienstjes, vermoeiend zijn ze waarlijk niet. 5de. Corvee doet de muzikale man niet meer mee. 6de. De wachtdienst voor den hblz. of tamboer munt ook uit door eenvoud; schilderen, 's nachts wakker blijven kent hij niet; na het laatste avondsignaal verdwijnt hij in de com pagnie tot i uur voor de reveille. 7de. De bevordering dezer militairen is gebaseerd op exa mens, welke in vergelijking met die voor dezelfde rangen bij den troep zeker hoogst eenvoudig kunnen heeten. 8ste. De Inlandsche tamboers en hoornblazers, dat zijn de talrijksten, krijgen voor al deze voorrechten nog meer trak tement dan de collega's fuseliers!! Ik meen geen rekening te behoeven houden met den zeer enkelen man, die uit muzikaliteit of roeping tot trom of hoorn wordt gedreven, zoodat in het algemeen de tamboers en INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1043

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 433