hoornblazers als eene bevoorrechte klasse militairen kan wor
den aangemerkt, welke noch door prestaties, noch door bij
zondere ontwikkeling hare privileges verdient.
Voegt men hieraan toe de omstandigheid, dat de trom bij
mobilisatie wordt ingeleverd, dus blijkbaar alleen mag wor
den beschouwd als een instrument, dat de vredesoefeningen
moet opluisteren, maar dat toch feitelijk niet anders is dan een
traditioneele lawaaiketel, zoo rijst vanzelf de vraag, of er niet
meer profijt getrokken kan worden van de licht bewapende,
bevoordeelde hoornblazers, nadat de trom zal zijn verhuisd
naar musea of Inlandsche ronsebons-korpsen. Mag ik ter te
gemoetkoming aan de liefhebbers van trommelslag, hierbij in
herinnering brengen, dat onze infantere op de buitenbezittin
gen het reeds zonder deze muziek stelt en b. v. de Jagers
in Nederland met trots wijzen op hun hoorns zonder over-
heerschende begeleiding van ketelmuziek; terwijl ten slotte
de muziekkorpsen met hunne desnoods te versterken kleine
trommen steeds voor de streeling der traditie-trouwe ooren
zullen kunnen zorgen.
Rekening houdende met de groote ambitie voor toetreding
tot de wielrijdersafdeeling en de bekende voordeelen van
het hoornblazers-vak, wil het me toeschijnen, dat door eene
weinig kostbare reorganisatie de infanterie de beschikking
zal kunnen verkrijgen over een ruim voldoend aantal wiel
rijders, waaraan toch dringende behoefte bestaat, zeer zeker
meer dan aan trommelende halfslachtige combattant-pseudo-
muzikanten.
Uitgaande van de wenschelijkheid, om in de eerste plaats
de veld- en depot-bataljons van bereden hoornblazers te voor
zien en de hoornblazers der garnizoenstroepen als oorlogsre
serve beschouwende, waarover hier onder meer, geeft de for
matie der veld- en depot-bataljons eene sterkte van
24 staftamboers
40 staf hoorn blazers
90 Europeesche tamboers en hblz.
51 Amboneesche
144 Inlandsche
totaal 64 gegradueerden en 285 minderen aan, die gevoegelijk
1044
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT