mensch gemeen met het minst ontwikkelde dier en alle wilsuitingen zijn in haar oorsprong niets anders dan een gevolg dezer begeerte. Iets „willen" is in haar oorsprong niets anders dan „iets verlangen," „iets begeeren." In het dagelijksch leven speelt bij hec voldoen aan eene neiging in 't algemeen het verstand een woord mee. Het behoort tot de opvoeding het karakter zoodanig te sterken, dat allerlei neigingen, aangeboren of verkregen, natuurlijk of kunstmatig, niet teugelloos blijven. Toch kunnen meerdere neigingen op den duur niet onbevredigd blijven, omdat voor een natuurdrift ten laatste de rede bezwijkt. Wat de mensch hooger doet staan dan het dier, is, dat hij een denkend we zen is. Het weerstand bieden aan een natuurdrift (geslachts gemeenschap b.v.) is echter zoo uitermate moeilijk, dat in dit opzicht practisch geen onderscheid tusschen mensch en dier bestaat. Aldus vormt het gevoelsleven de basis van het geheele menschelijke willen en kunnen. Zijn macht is superieur. De rede bedient zich niet van de hartstocht, doch de hartstocht van de rede om zijn doel te bereiken. Onder den invloed van een intens verlangen, de liefde enz. is het individu daarom in staat tot daden, waartoe men het niet in staat achtte. Dit laatste schrijf ik neer, omdat, ter verdediging van het principe van den juist-snellen aanslag, weieens het vol gende voorbeeld is gegeven. Een persoon gaat er 's nachts opuit, op de liets, om den dokter bij zijne echtgenoote [kraamvrouw] te roepen. Het proces is reeds aan den gang. De echtgenoot, onder hevige gemoedsbeweging, fietst den langen, moeilijken weg naar den dokter in een minimum tijd. Terwijl het intellect zich schijnbaar niet bezighoudt met de fietsbeweging, noch met de talrijke beletselen op den weg, wordt zonder ongelukken de wooing van den dokter in minder dan geen tijd bereikt. Wat echter is het geval? De prikkels bewegen zich zóó snel door de verbindingsbanen [oogzenuwen, sensorisch cen trum, associatiecentrum, motorisch centrum, pyramidenbaan en motorische zenuwen] naar de spieren, dat zonder eenigen ver- 1058 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 448