Een protest naar aanleiding nan:
nogmaals het Kruppmonopolie.
(Doorkomende in het BatoDiaasch nieumsblod Dan 4 non. 1911.)
M. de Redacteur!
In het Bataviaasch Nieuwsblad van 4 dezer schrijft iemand,
die zich Jan Kanon teekent, een artikel—naar hij zegt—over
het Kruppmonopolie. Dat is een genoegen, hetwelk niemand
hem zal ontzeggen, hoewel er absoluut geen nieuwe gezichts
punten in die questie meer te vinden zijn en nieuwe feiten
zich niet hebben voorgedaan.
Wanneer men het artikel aandachtig gelezen heeft, komt
men tot de conclusie, dat het heele Kruppmonopolie hem
ten slotte ook koud laat, maar dat hij het slechts als een
gunstige gelegenheid heeft aangegrepen om eens flink en
heerlijk aan het afbreken te gaan en eens lekker af te geven
op de artillerie. Ook dit is een vrij onschuldig genoegen,
vooral waar hier allerlei oude koeien uit den sloot worden
gehaald en dingen worden herkauwd, die al wel tienmaal
zijn gezegd en menigmaal zelfs juister en beter.
We zouden het scheldartikel dan ook schouderophalend
hebben terzijde gelegd, ook al betreuren we het, dat officieren
om wat geld te verdienen men schrijft zulke dingen toch
niet voor zijn genoegen zich laten verleiden tot het schrijven
tegen beter weten in, van dergelijke uit halve waarheden
bijeengegaarde stukken, ware het niet, dat schrijver zich
niet ontziet gewezen wapenchefs voor te stellen als menschen,
die op zijn minst ongeschikt waren voor hun taak en die,
zoo niet opzettelijk, dan toch uit domheid Krupp bevoordeelden.
Dat is een feit, M. de Redacteur, waartegen het officierskorps
niet mag nalaten een krachtig protest te laten hooren.
Absoluut onnoodig want het doet niets ter zake, ook niet
in het betoog van S., of Jan of Piet of Klaas de uitvinder
of de besteller is van geschut of ander materieel, dat later
bleek niet te voldoen absoluut onnoodig, herhalen we,
worden hier de namen van verdienstelijke officieren door
een anonymus in minder gunstigen zin ter sprake gebracht.