INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1077 pen." Zoo gaat het tot men den vijand zóó nabij is, tot de aanloop zelve_ volgtzoo mogelijk als één geheel voórzoover de kracht van den stoot het toeiaat onder het blazen der hoornblazers, slaan der tamboers en ten slotte onder het hoera-geroep stort zich alles voor het handgemeen op de tegenpartij, hetzij dat gedeelten nog ge durende den stormloop, onder bizonder' gunstige omstandigheden^ een schootsveld hebben en den stormaanval met vuur kunnen steunen. Terwijl ook het frausehe voorschrift, zooals we hebben gezien, de pogingen tot het doen van stormaanvallen van kleinere, op zich zelf staande gevechtsgroepen billijkt en wil aansporen, zoo kent dit reglement als de groote slotakte van den aanval toch slechts den door den hoogeren aanvoerder bevolen en gewenschten storm aanval. „De keuze van het oogenblik voor den stormaanval," zegt het reglement, „is eene questie van persoonlijk ingrijpen van den hoogeren aanvoerder („son oeuvre personellc"), afhankelijk van zijn scheipen blik, van zijn karakter. Hiervoor zijn geen voorschriften te geven. Afgezien van bijzondere omstandigheden, wanneer het terrein en de gevechtstoestand een volmaakt gedekten opmarsch der stormende troepen toestaan, zal de stormaanval het veelvuldigst tegen die punten moeten plaats hebben, wier weerstandsvermogen het meest heelt geleden, lhans ligt de beslissing in de snelle uitvoering, want het gevaar voor een terugslaan vermindert met het korter duren van de crisis. Een ieder moet slechts van die eene gedachte bezield zijn vooruit te komen en de voorsten te volgen tot op het oogenblik waarop zich allen met den kreet „En avant!" op den vijand werpen. De laatste krachten snellen ter beslissing toe en aan den stormende troepen valt het ten deel de wankelende moreele kracht van den vijand geheel te breken." En op eene andere plaats luidt het in de sierlijke taal van het fransche reglement: „Dan zal de kreet van den franschen officier „Suivez-moi" geen ijdele klank zijn, dan zal die officier weten dat de fransche soldaat vlak achter hem volgt." Anders echter is de wijze, waarop de Eussen den stormaanval door voeren, geheel beheerscht door de indrukken van den japanschen oorlog. De stormstelling ligt zeer dicht bij den vijand, ongeveer zoo ver als de afstand waarop wij met een „hoera" losstormen. In de laatste vuurstel- ling heeft zich de tot de grootst mogelijke dichtheid gebrachte tirailleur- linie, met de reserves kort achter zich ingegraven, in geval eene terreindekking niet voorhanden is. Dit heeft de bedoeling eene stevige ruggesteun te verkrijgen, indien de stormaanval de eerste maal niet wil gelukken. Het commando voor den stormaanval kan, evenals bij ons, gegeven worden door den hoogeren aanvoerder dan wel door den een of anderen aanvoerder uit de voorste linie. In het eerste geval moeten de teekens oi bevelen op het goede tijdstijp worden gegeven, in het laatste geval gaat alles met den storm mee, tenzij uit. eene beheerschende stelling steunen van den stormaanval met vuur mogelijk is. Tot op 40 a 30 M gaat de stormtroep in den gewonen pas voorwaarts en vuurt gedurende de beweging daarna volgt het doorbreken der stelling middels de bajonet. „Mislukt de eerste stormloop, dan vinden de wijkende troepen opname in de laatst gegraven -vuurstelling." Door reserves versterkt zal de troep den stormaanval opnieuw wa- I. M. T. 1911.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 467