INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1091 daarom hier en daar wel eens besnoeid moet worden, maar aan den anderen kant mogen we dan ook verwachten, dat de criticus met vaardige hand het snoeimes weet te gebruiken en ook slechts zulke gedeelten wegsnijdt, die uit den aard der zaak bij een be spreking wel gemist kunnen worden. En dit is nu juist bij ons arkikel niet gebeurd. Hiertegen hebben we bezwaar. Aangezien iedereen de uniformge schiedenis kent, en X. geen nieuwe gezichtspunten opende, hebben we die geschiedenis weggelaten, evenals we thans weer doen met een halve kolom die hij aan dezelfde quaestie wijdt, omdat we van meening zijn, dat tot juist begrip van de zaak de conclusies van X. voldoende zijn. X. vervolgt dan Laat ons thans beginnen om evenals de redactie van hetJ. M. T. onze teleurstelling uit te spreken, dat tot heden nog alleen voor standers van een officiersbond hunne stem hebben doen hooren en dat nog nimmer een tegenstander zijn meening gepubliceerd heeft. Een uitzondering maakt de redactie van het I. M. T. zelf, daar zij reeds in aflevering no. 5 en ook thans weer in aflevering no. 8 haar standpunt heeft uiteengezet. In hare eerste uitspraak achtte de redactie het bestaan van een officiersbond strijdig met een goede discipline. Wij hebben toen in ons artikel aangetoond. dat een officiersbond zeer goed zou kunnen bestaan, zonder de discipline maar in het minst aan te randen, integendeel de goede krijgstucht zou daardoor zelfs bevor derd kunnen worden, mits de bond in hare werkwijze volkomen correct bleef, dus niet dreigde met staking en dergelijke geweld- middelen, maar er zich toe bepaalde om de belangen van het of ficierskorps voor de bevoegde autoriteiten te bepleiten en in naam van dat korps voorstellen of verzoeken te doen. Aangetoond? Neen, X. heeft als zijn meening neergeschreven, hij geloofde, dat zoo'n bond niet indruischt tegen een goed begrip van discipline (blz. 821). Maar hij heeft dit niet aangetoond. Wij blijven het in strijd met een goede krijgstucht achten, dat een bond zich ongevraagd een gedeelte van de taak toeeigent, die door de Koningin is toevertrouwd aan den legercommandant. De zorg voor de belangen van het oiïicierskorps is gelegd in handen van de hoogste legerautoriteit. Met welk recht neemt die bond de zorg daarvoor over? Het handhaven van de tucht in het leger behoort mede tot haar taak. Een bond zal die tucht op hechter grondslagen plaatsen? Met welk recht bemoeit die bond zich met die taak? Wan neer men nooden heeft kan men die voorbrengen bij zijn chefs, bij den G. G., bij de volksvertegenwoordiging, bij de Koningin. Op die verzoekschriften kan men zooveel handteekeningen verzamelen als men wil. Waarom moet een bond zich daarmee belasten De bond zal niet werken door bedreigingmaar X speculeert er toch op, dat de angst voor het „machtige lichaam" „willekeurige handelingen en het afwijzen van billijke verzoeken zal voorkomen. Is dat dan geen bedreiging? 1) Cursiveering van de redactie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 481