INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1097 Zenden we ook niet tegen een belangrijk doel b. v. een 10-tal cava- leriepatrouilles uit, in de hoop dat er een paar met goede berichten terug zullen keeren. Ook op het artikel van den Ct. der 2e Mitrailleur-afdeeling Kapitein Yerberne, getiteld „Tactisch gebruik van mitrailleurs" vestigden we reeds de aandacht. De groote juistheid van schieten, zoo zegt S. o. a., maakt het mo gelijk, over eigen troepen heen te schieten, als men maar eenigszins domineerend is opgesteld. Ook kan men vlak langs eigen troepen vuren. Kap. Verberne wenscht de eigen troepen daarmede vertrouwd te maken, door in vredestijd dergelijke oefeningen met scherp te houden. In Frankrijk wordt dit vuur juist om die reden veel toegepast, zoo lezen we. Schietoefenigen dus, zooals Dragomirof die wenschte! Uit de verdere tactische beschouwingen vernemen we, dat S. van de mitrailleurs slechts een sober gebruik wil maken voor het vuur op groote afstanden, doch aanbeveelt hen gereed te houden voor daartoe geschikte gevechtsmomenten en ze in het bijzonder te bestemmen voor oogenblikken van krisis. Vermeldden we in de voorgaande aflevering eenige door Luit. Lambooy gestelde vragen betreffende eene in Krijgswetenschap gehou den voordracht van den Majoor der art. M. C. van der Hoog, het antwoord op die vragen treffen we in het thans behandelde nummer aan. We verwijzen den belangstellenden lezer naar hetgeen we daarover reeds opmerkten, terwijl de le Luit. Nijweide eveneens in de voor gaande aflevering van dit tijdschrift een kort artikel aan een dezer vraagpunten wijdt. Op de vraag „In hoeverre mag de artillerie-commandant in het begin van het gevecht eischen, dat hem bepaalde doelen ter bevuring worden opgegeven" lezen we als antwoord, dat de art. Commdt. altijd, en dus ook in het begin van het gevecht, verwachten mag, dat hem bepaalde doelen ter bevuring worden opgegeven, wanneer de algemeene bevelhebber, e. q. voorhoede-commdt., of infanterie-commdt., aanwijzi- gingen kan geven omtrent de punten, waar de hulp van de artillerie in het bijzonder verlangd wordt. We vermoeden, dat iedereen het daarin met S. volmaakt eens zal zjjn, en als dat zoo is, dan zou daaruit tevens blijken, dat het antwoord niet geheel past bij de bedoeling der vraag. De le Luit. der Inf. C. C. Schmoutziguer zond een schrijven aan luit. Froger, waarin wordt aangetoond, dat diens stukje over „Veld- versterkingen" we maakten daarvan met een enkel woord gewag een beetje somber is getint De bedrevenheid, welke het korps, waarbij S. dient, in de pionieroefeningen bezit, wenschen wij alle troepen gaarne toe.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 487