Valt de hond in slaap, dan is 't niet moeilijk hem af te
maken. Wat zeker gebeuren zal, als een inlander vermeent
wraak te moeten nemen op den fortwachter.
Meerdere honden zullen de kans op overrompeling (van de
honden) sterk verminderen, doch niet geheel opheffen. Door
onderlinge naijver zal hun lust om te verscheuren bedenke
lijk worden aangewakkerd.
Het is verder zeer in 't belang van de zaak en van de
honden, dat hun meester bij dreigend geva-xr spoedig er bij is.
Dat is niet altijd te verwachten van een fortwachter, slapen
de op vrij grooten afstand en gewend aan hondengeblaf.
Ook is het lang niet zeldzaam, dat varkens de forten be
zoeken. Wat zal op den duur beletten dat de honden toe
geven aan hun jachtpassie? Eén keer daaraan toegegeven,
en 't zal een toer wezen er staat op te kunnen maken dat
„luid geven" ook onraad beteekent.
Kortom, kynologen en vooral africhters zullen u de bezwaren
in groote hoeveelheden opsommen.
M. i. is een onafgebroken bewaking van de forten niet door
te voeren. Alleen in zeldzame gevallen, bv. een zeer klein
fort, waar de fortwachter in woont, zou het mogelijk zijn
den hond los te laten loopen in 't fort.
Anders moet de hondzijn dienst verrichtende, steeds werken
met den fortwachter.
De hond vergezelt den fortwachter natuurlijk steeds. Zoo
lang deze in het fort is, kan er dan geen sprake van gevaar
zijn. Verder is de eenig mogelijke bewaking: af patrouilleer en
van het terreinbij dag en bij nachtop ongeregelde tijden.
Op 't eerste gezicht zou men allicht geneigd zijn van zulk
een bewaking weinig nut te verwachten. Tusschen de patrouil
legangen in, zal men zeggen, is het fort overgeleverd aan
de boosdoeners.
Volstrekt niet. Mits goed uitgevoerd, is zulk een bewaking
alleszins voldoende. Bij vele soorten van bewaking wordt
gewerkt met het patrouillestelsel. Zoo bv. op het gevechts-
veld. Geldt daar niet vooral het principe: zooveel mogelijk
het terrein afzoeken, zich niet beperken tot gestationeerde
1128
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT