posten. De politiedienst is feitelijk niet anders ingericht. De agent kan alleen zijn wijk bewaken, door die geregeld rond te gaan. Jachtopzieners, veldwachters en maréchaus sees liggen als regel ook niet den heelen nacht op den loer voor stroopers. Zij patrouilleeren nu en dantegenwoordig veel al met succes vergezeld van hun politiehond! D Men bedenke, dat spionnage niet kan gebeuren in een vloek en een zucht. Het fort even in en uit loopen levert niets op. Met besluiping en verkenning gaat heel wat tijd weg; we zullen dit allen wel weten bij ondervinding. Indien dus voldoende wordt gepatrouilleerd, zal de fortwach ter met zijn hond öf den man zelve, öf diens spoor zeker op 't terrein vinden, 't Yersche spoor gevonden hebbende, zal 't opzoeken van den verdachte vermoedelijk weinig moeielijk- heden opleveren, waar de forten meestal niet in een veelbe zochte omgeving liggen. De fortwachters zijn heusch niet overladen met werk. Nachtrust kunnen zij genieten ad libitum. M. i. is het dan ook niet te veel van ze gevergd, twee, hoogstens driemaal 's nachts te patrouilleeren. Ongerekend natuurlijk het dagwerk. Stel dat hij er vóór 't slapen gaan met den hond op uit trekt. Laten we zeggen om 9 uur. Hij gaat het fort binnen, laat den hond „revieren", en als dit volgens een vaste me thode geschiedt, is hij in 5 minuten klaar en absoluut zeker dat zich geen verdachte personenvoorwerpen of sporen in 'tfort bevinden. Desnoods maakt hij nog een omgang buiten het fort, binnen de ijzerdraadversperring. Daarna laat hij een terreinstrook afzoeken buiten de ijzerdraadversperring. Van een actieven fortwachter zal men niet altijd hoeven te eischen dat hij geheel rond 't fort gaat. Hij zal voor eiken patrouil legang naar zijn believen een terreinstrook kunnen uitzoeken. Den minder actieve dient men wel precies zijn gang voor te schrijven. Wordt iets verdachts gevonden, bv. een vreemd voorwerp, INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1129 1) Brigadier der Mar. Croes, eigenaar van Breston, schrijft mij -Door de zeer vele met mijn hond verrichte nachtdiensten, ruim 20 maanden om den anderen nacht, ben ik tot de ervaring gekomen, één patrouille van bv. 2 man, zooals bij ons het geval is, meer opmerkt dan 10 patrouilles zónder hond".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 521