met waarnemingsposten in verbinding kunnen stellen, en ge
maakte fouten gemakkelijk in het oog vallen en geredresseerd
kunnen worden ik stel me evenwel voor, dat in oorlogstijd,
een nog zwaardere taak op hun schouders zal rusten. De
commandanten, ter wier beschikking zij zullen staan, zullen
dan vaak geen tijd hebben om steeds persoonlijk aan den
telefoon te komen, zooals wij nu herhaaldelijk zien gebeuren,
en zullen het overbrengen van inlichtingen, mededeelingen
enz. van allerlei aard dikwerf aan den telefonist moeten
overlaten. En het is duidelijk dat zij hiertoe ten eenen male
niet in staat zijn, omdat zij de omgangstaal niet spreken en be
grijpen. Ergo zou men hun volledig de Hollandsche taal moe
ten leeren. Gezien evenwel het gebrekkige Hollandsch van
leerlingen, die de Hollandsch-Inlandsche scholen hebben be
zocht en die inrichtingen verlaten hebben na gedurende
drie jaren van deskundigen onderwijs in het Hollandsch te
hebben genoten, dan kunnen wij wel zeggen dat de resultaten,
die wij in het leger zullen bereiken, zacht uitgedrukt, van
twijfelachtigen aard zullen zijn.
Het eenigste wat voor Inlandsche telefonisten zou pleiten,
is het gebrek aan Europeanen. Ik stel me evenwel voor
dat het benoodigde aantal Europeanen gerecruteerd zou kunnen
worden uit hen, die thans als bedieningsmanschappen bij
het geschut werkzaam zijn en als zoodanig gevoegelijk door
Inlanders te vervangen zouden zijn. Waar immers het
Inlandsche kader bewezen heeft, in goede handen, een
dankbaar materieel te zijn ter vorming van stukscomman
danten bij het snelvuurgeschut, daar mag van den kanonnier
verwacht worden, dat hij een even geschikt element zal zijn
voor bedieningsmanschap. Een Europeesche kern zal hier
bij als moreelen ruggesteun toch steeds behouden blijven
door een zeker aantal Duitschers en verder de minst intel
lectueel ontwikkelden onder de Hollanders, die niet voor
een opleiding als telefonist, hulppeiler of waarnemer in aan
merking komen.
Stelt men aan den kanonnier-telefonist den eisch dat hij
moet kunnen lezen en schrijven, en voorts moet beschik
ken over een middelmatig verstand en zekere handigheid in
1134
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT