INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
1165
dat men voor hem, die 't meeat te leeren heeft, de plaats bestemt
waar 't beste leiding kan gegeven worden, waar hulp en raad te
vinden is bij het aarzelend zoeken naar het juiste. Er zijn personen,
die op eigen beenen staande, het best hun weg vinden een harde
leerschool staalt hunne krachten. Anderen echter, de zwakke broeders,
moeten worden voortgeholpenslechts een geduldig leidsman brengt
hen waar zij wezen moeten.
Zooals reeds gezegd, de chefs zijn ontevreden. "Waarlijk niet ten
onrechte. lieeds een paar jaren ploetert onze vriend en nog is het
werk beneden peil.
Onder die omstandigheden komt hij aan de beurt voor bevordering
en wordt voorbijgegaan. Geen tweede ster, geen verhooging van het
minimum inkomen.
En toch is het werk van den tweeden luitenant geheel gelijk aan
dat van den eersten. Wie goed voldoet en reeds eenmaal bevorde
ring maakte, heeft wellicht een werkkring van ondergeschikte betee-
kenis, terwijl elders de moeizaam zwoegende beginneling zich voor
een taak gesteld ziet, welke zijn krachten verre teboven gaat.
Mogelijk kan dat niet anders. Ik wil daarover niet oordeelen, want
het is mijn doel niet aan te klagen.
Mag ik eens aannemen, dat van bevordering tot hoogeren rang
geen sprake is, doch slechts van periodieke tractementsverhooging
Ware het dan billijk die verhooging te onthouden aan den een, die
minder berekend blijkt voor zelfstandig werken en haar toe te ken
nen aan den ander, die toevallig voor zulk een proef niet werd ge
steld Zelfs al gold het niet in hoofdzaak eene stelselmatige verhoo
ging van tractement, doch uitsluitend een belooning voor goede dienst-
prestatie, dan nog ware het meten met gelijke maten eerste eisch.
Bevordering in rang beteekent echter meer dan verhooging van
inkomsten alleen. Geheel afgescheiden van het werk, dat hem is op
gedragen, staat in de militaire wereld de hoogere in rang als meerdere
tegenover den lagere, waar het te pas komt als chef tegenover on
dergeschikte.
Het voorbijgaan in bevordering is derhalve een grievende, vernederen
de achteruitstelling. Dat daarbij ook het gezag, dat in elk leger gestren-
gelijk dient gehandhaafd, in de verdrukking komt, laat wel geen twijfel.
Moet dit alles zoo zijn Is het noodig een jong luitenant, die niets
misdreef, doch slechts in zijn werk tekort schoot, zoo zwaar te straffen
Is het recht een jonge man van goeden wil, die niet berekend blijkt
voor zelfstandig werken en desondanks tot het laatste toe voor een
taak wordt gesteld, welke hem te zwaar is, openlijk aan de kaak
te stellen Is het in het belang van onze groote gemeenschap, van
het leger, een te goeder naam en faam bekend staand officier aan
het begin van zijn loopbaan te ontmoedigen en te vernederen? Ik
kan het niet inzien.
Er zijn vele luitenants, die in hun jonge jaren niet voldoen zelfs
aan matig gestelde eischen. Ze hebben voor alles leiding en vorming
van noode, doch dikwijls ook een harde terechtwijzing, een gevoelige
bestraffing. Men hoede zich echter voor het uiterste en buige het
jonge riet zonder het te breken.