5et bespreken nan passage bij de 5. (IR „Dederfand INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1167 Beschouwen wij thans de zaak van de andere, dat is van cavale- ristische zijde, dan moet erkend worden, dat het voortdurend ont trekken aan den troep van de beste paarden, welke dan na korter of langer tijd worden terug gegeven, vaak in minder goede conditie dan toen zij werden aangevraagd, weinig bevorderlijk zou zijn voor de gevechtsvaardigheid van de escadrons. Ook op de Escadrons- en Pelotons- Commandanten kan dit slechts een outmoedigenden indruk maken. Daarom moet ook dit zooveel mogelijk vermeden worden. Stelt het Legerbestuur er prijs op, dat alle officieren, gerechtigd tot het houden van een dienstrijpaard, behoorlijk bereden zijn, dan is dit naar mijne meaning alleen te bereiken door aan de zoogenaamde officiersremonte, thans alleen bestemd voor officieren van de Artillerie en den Generalen Staf, een zoodanige uitbreiding te geven, dat alle officieren die een dienstpaard moeten of mogen hebben er zich hier uit een kunnen aan schaffen. E. Ternate1 November 1911. Geachte Redacteur! Beleefd verzoek ik U plaatsing van het onderstaande, waarmede kameraden, die verlofplannen hebben, misschien hun voordeel kunnen doen. Den 15en Maart 1911 berichtten mij de agenten van de S. Mij. Nederland als antwoord op mijn brief van 1L Maart dat de plaats bespreking voor het jaar 1912 nog niet was opengesteld; 21 Maart berichtte men mij, dat men goedo nota had genomen van mijn verzoek om plaats op het S. S. Grotius, dat 16 Mei 1912 van Tandjong Priok vertrekt en dat men nader zou berichten zoodra de plaatsbespreking voor het volgende jaar zou zijn opengesteld. 6 April d.a.v schreef men nu dat de hutten 13 en 14 voor mij waren gereserveerd. Aange zien deze hutten gelegen zijn in het kuildek en naar ik vernam ook als tweede klasse hutten worden verhuurd, verzocht ik reserveering van twee hutten tusschen de nummers 41 en 54. Het antwoord hierop luidde, dat men mij geen andere hutten kon aanbieden dan 13 en 14, ongeveer de slechtste van het schip. Tot mijn niet geringe verbazing vernam ik nu van een kameraad, dat hem, hoewel hij later dau ik plaats had besproken, een der hutten 41-54 was toegewezen. Hij had daarvoor echter een „akal" gebruikt. Een zijner kennissen was naar het agentschap gegaan en had een bepaalde hut gevraagd. Toen men antwoordde dat die hut niet beschikbaar was, zeide hij in dat geval naar een andere (vreemde) maatschappij te zullen moeten gaan. De gevraagde hut werd daarop ter zijner beschikking gesteld. Ik liet mij vertellen, dat men het met Gouvernements passagiers zoo nauw niet neemt, omdat deze toch bij eene der Nederlandsche Maatschappijen terecht moeten komen. Indien dit juist is, wordt het tijd dat het bedrag der passage ter onzer beschikking wordt gesteld en ons de vrijheid wordt gelaten te gaan met welke Maatschappij wij I. M. T. 1911. 78

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 559