De Indische Oorlogsbegrooiing
noor 1912,
Uoorloopig Uerslag.
Uitgaven in Indië.
Ylle Afdeelixg.
Onderafdeeling 130. Het voorstel tot overbrenging van het departe
ment van oorlog naar Bandoeng en tot verschillende verbouwingen te
Batavia vond geen algemeene instemming.
Eenige leden begrepen niet, hoe in de Memorie van Toelichting ge
zegd kon wórden, dat zich te Batavia een nijpend gebrek aan bureau-
localiteit doet gevoelen, aangezien blijkens de begrootingsrekeningen
de departementsgebouwen herhaaldelijk zijn uitgebreid.
Eenige andere leden meenden, dat het beter ware het departement
van gouvernementsbedrijven naar Bandoeng over te brengen, aange
zien de toestand van dit departement blijkens de toelichting het meest
te wenschen overlaat. Wel bestaan er voor de verplaatsing vau het
departement van oorlog strategische redenen, maar wanneer men de
zaak uit dit oogpunt beziet, zou te gelijk het departement van marine
naar Bandoeng moeten worden overgebracht. Op den duur zal het
toch moeten komen tot samenvoeging van beide departementen en deze
leden achtten het wenschelijk, dat die samenvoeging aan de verplaat
sing voorafgaat. In elk geval zal de samenwerking tusschen beide
departementen, die nu reeds te wenschen scbijnt over te laten, onmo
gelijk worden, als men enkel het departement van oorlog overbrengt.
Deze leden waren overigens van oordeel, dat overbrenging van alle
departementen naar Bandoeng gewenscht is. De te Batavia vrij ko
mende terreinen zouden dan voorloopig gebruikt kunneu worden voor
uitbreiding van de aanvankelijk blijvende departementen en voor den
bouw eener marinekazerne, die op bladz. 103 van het voorontwerp en
in eenigszins gewijzigden vorm ook op> bladz. 125 der Memorie van
Toelichting in uitzicht is gesteld.
Waar deze plannen eene uitgave van ongeveer twee millioen vorde
ren en de tijd had ontbroken zich van deze gewichtige aangelegenheid
voldoende op de hoogte te stellen, terwijl bovendien deze belangrijke
begrooting met spoed moet worden afgedaan, gaven sommige leden
den Minister in overweging de gevraagde kredieten terug te nemeu en
nader bij eene suppletoire begrooting aan te vragen.
IXde Afdeelixg.
Voor eenige jaren werden talrijke militaire expedities uitgezonden.
In den laatsteD tijd is dit niet meer noodig geacht. Het had bevreem
ding gewekt, dat de vermindering van het aantal expedities niet geleid
heeft tot vermindering van de militaire uitgaven. Eenige leden zouden
hieromtrent gaarne inlichting ontvangen.
Ten vorigen jare heeft de Minister medegedeeld, dat hij in het be-