1180 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT gin van 1910 advies heeft gevraagd aan den Gouverneur-Generaal over de vorming van eene legerreserve. Men onderstelde, dat dit ad vies thans zal zijn ingekomen en zou gaarne vernemen, welk advies de landvoogd heeft verstrekt en welk gevolg de Minister daaraan denkt te geven. In de memorie van Toelichting wordt medegedeeld dat in overweging is het denkbeeld om in oorlogstijd eene reserve te vormen door in vredestijd actief dienende inheemsche militairen werkzaam te stellen bij de politie en in andere civiele functiën, waarvan de vervul ling in oorlogstijd niet noodzakelijk zal zijn of wel daarin zonder be zwaar op andere wijze kan worden voorzien. Deze mededeeling werd onbegrijpelijk genoemd. Men vroeg, hoe in oorlogstijd eene reserve kon worden gevormd door in vredestijd aan militairen andere functies te geven; hoe actief dienende militairen te gelijker tijd andere betrekkin gen kunnen vervullen welke de functiën zijn, waarvan de vervulling in oorlogstijd niet noodzakelijk is of waarin zonder bezwaar op ande re wijze kan worden voorzien. Blijkens het Koloniaal Verslag is in het Indische leger het incom pleet aan Europeanen tot niet minder dan 2164 man geklommen, zoo dat weder eene Europeesche compagnie in een Amboineesche moest worden omgezet. Sommige leden waren hierover niet verwonderd en zagen in die toeneming ook geen bezwaar. Zij meenden echter, dat niet gepoogd moet worden door kunstmatige bevordering der werving in het tekort te voorzien. Men zou dan personen in het leger krijgen, die de voor een militairen dienst noodige eigenschappen niet bezitten en die door vroegtijdige afkeuring den lande op hooge kosten komen. Beter ware het huns inziens in Indië eene militie te vormen en zij bevalen dit denkbeeld nogmaals ter overweging aan. Opnieuw werden klachten geopperd over de werving. Aangevoerd werd, dat de personen, die zich aanmelden, beter behooren ingelicht te worden omtrent de toestanden, die hen in Indië wachten. De voor stellingen, welke, ook blijkens de reclameplaten, van den Indischen dienst gegeven worden, werden veel te roodkleurig geacht. Betreurd werd, dat de Kamer ongezind bleek aan de vereeniging „W'eduwenzorg" subsidie te verleenen. Sommigen hoopten, dat hierop zou worden teruggekomen. Klachten werden vernomen omtrent de behandeling der soldaten met verwijzing naar berichten in het Nieutis van den Dag van Ned -Indië van 3 Maart en 17 Juni 1911, waarbij ook werd aangevoerd, dat bij oefeningen te veel van hen wordt geëischt. Ook meenden eenige leden, dat niet altijd voor behoorlijke voeding wordt gezorgd, hetgeen toe geschreven werd aan opdracht van de levering aan Chineezen In den laatsten tijd schijnt vooral bij de vestingartillerie over de voeding ge klaagd te worden. Ook vroeg men, of maatregelen genomen zijn ten einde de goede hoedanigheid der blikvoeding te verzekeren. Opnieuw werd aangedrongen op uitbreiding der drankvrije cantines. Yernomen was, dat de verzorging en verpleging in het militaire hospitaal te Batavia veel te wenschen overlaten. Men vroeg, of uitzicht bestaat, dat hierin verbetering zal worden gebracht. Gevraagd werd, welke de samenstelling is van het nieuwe noodrant soen, hoevoel het kost en waar het wordt vervaardigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 572