Scftietopleiding. Zooeven bereikte mij het I. M. T. No 4 en las ik het met zooveel overtuiging geschreven stuk van den heer van Meeu wen, een van de vele aanhangers van de methode Fabius. Hoewel zelf eertijds een vurig aanhanger daarvan, ben ik door de practijk langzamerhand tot de conclusie gekomen, dat het doel daarvan, een juist schot in den kortst mogelijken tijd, alleen te bereiken zou zijn, als we te doen hadden met ideale schutters èn van aanleg èn van ambitie. Ieder zal moeten erkennen, dat ons leger, zoo goed als elk ander, zich daarop niet beroemen kan; daarom lijkt mij het doel te idealistisch en ik geloof, dat deze meening die van velen in ons leger en daaronder een groot deel gedetacheer- den N. S. S. weergeeft. Waarom de milicien-strooper in Holland de beste schutter is, vraagt de heer van Meeuwen. Wel, het antwoord daarop is nogal eenvoudig. Iemand, die een groot deel van zijn leven vóór zijn in dienst treden heeft geschoten en voornamelijk met jagen in zijn onderhoud heeft voorzien, was al goed schutter, toen hij in dienst kwam. Allicht dat hij dus gun stig afsteekt bij degenen, die nog nooit een geweer in handen hebben gehad. Die man zou tot de laatst bedoelde categorie behoorende, ook zeer zeker een goed schutter geworden zijn,, omdat hij veel aanleg en ambitie voor het schieten had. Ware hij zich die aanleg niet bewust geweest, dan zou hij toch niet het beroep van jager hebben opgevat, evenmin als ik er ooit over gedacht heb een voor mij ongeschikte be trekking te zoeken. Met een leger van dergelijke menschen behoefden wij voor een eventueelen B.V. met hoogstens 0,1 oorlogstreffers niet te vreezen. Wij mogen ons stelsel van schietopleiding dus niet baseeren op dergelijke factoren, omdat deze uitzonderin- 1) Met dit artikel wenscht de redactie voorloopig de reeks opstellen van dit onderwerp te besluiten. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 57