INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 1193 Zeer terecht merkt Kolonel van den Belt hierbij op, dat voor groote manoeuvres de gevolgde methode de meest aanbevelingswaardige is, en dat de vertwijfelingskamp op leven en dood even goed kan beoe fend worden in kleinere verbanden. In zooverre viel in dit geval het weglaten der slotacte té betreuren, omdat, toen deze stond afgespeeld te worden, de Noordpartij in één diepe marschcolonne, de Zuidpartij in drie marschgroepen naast elkaar stond opgesteld. De uitslag van den strijd zou vermoedelijk niet twijfelachtig zijn geweest. Reeds vroeger vermeldden we, dat in Nederland keuken- en hooi- kistwagens in beproeving waren. Volgens S. garandeert het gebruik van hooikistwagens niet voldoende, dat de man altijd een warm maal zal krijgen, wat bij het gebruik van keukenwagens wel het geval is. Laten we daarbij echter niet vergeten te vermelden, dat de aan schaffing der eerste slechts geringe, die der laatste daarentegen vrij belangrijke uitgaven vordert. Niet onopgemerkt moge hier blijven, dat H, M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik, gedurende den geheelen duur der manoeuvre blijken gaven van Hunne hooge belangstelling. Ook Z. E. de minister van Oorlog was bij de manoeuvres steeds present, zich niet alleen tevreden stellende met zien en hooren, maar ook door ondervraging van den soldaat zich een beeld vormende om trent de geoefendheid van den troep. Stippen we thans nog een paar punten aan uit de algemeene be schouwingen, die S. naar aanleiding der gehouden manoeuvres ten beste geeft. Opgemerkt wordt o. a. dat de mitrailleur meer diensten heeft bewe zen dan het veldkanon, maar dat eerstgenoemd wapen ook niet tot zijn volle recht is gekomen, omdat dit, in Nederland, wordt beschouwd als een vuurreserve in handen van den Divisie commandant. S. wil ze ingedeeld zien bij de bataljons. Wat heeft de Dv. Ct., zoo lezen we, aan een reserve van enkele mitrailleurs, als hij beschikt over 12000 geweren Tegen deze redeneering valt nog wel wat in te brengen. Zeer zeker zal ook het bataljon door de toevoeging van een paar mitrail leurs gebaat zijn, maar ons lijkt een snel verplaatsbare mitrailleur- afdeeling als reserve in handen van den Divisie commandant evenmin te versmaden. Stellen we een afdeeling van 8 mitrailleurs gelijk met 3 a 400 geweren, dan zal daarvan, b. v. onder toevoeging vaD een compagnie wielrijders, meermalen gebruik kunnen worden gemaakt op punten, waar het noodig is den vijand het doordringen te beletten en waar de infanterie wellicht te laat zou zijn gekomen. Worden mitrailleurs wel eens gecondenseerde Infanterie genoemd, een bereden mitrailleur-afdeeling zou men gecondenseerde bereden Infanterie kunnen heeten. Yerder wordt nog de vraag gesteld of, in de terreinen, waar het Nederlandsche leger in het algemeen zal moeten optreden, ons veld kanon wel de meest gewenschte vuurmond is. S. acht de beproeving van een 3 a 4 c.M. kaliber gewenscht, maar een dergelijk kanon zou dan zijn intrede moeten doen als infanterie- kanon.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 585