onderwijzer hem haast of tegen hem uitvalt, wanneer hem dit niet spoedig gelukt. Men stelle hierbij op den voorgrond, dat bij deze poging naar snelheid, de reeds geleerde juistheid bij het schieten, niet wordt ingeboet. De man leere zoo op verschillende afstanden en doelen schieten, steeds trachtende zijn tijd bij eenzelfde (of grooterej juistheid te verbeteren. De beste schutters zullen zoodoende het juistsnelle schot tot een groote nauwkeurigheid weten op te voeren, door steeds den factor richttijd te bekrimpen, wat bij veelvuldige oefening tot een groote vaardigheid kan voeren met als grens: het Fabiusschot. Door deze opleidingsmethode zullen zij zich meer doordrongen gevoelen van het besef: Treffers bovenal met snelheidbij een juiste richtingals nevenfactor. De waardeering van het schot zou als volgt kunnen plaats hebbenStel, een man doet op 200 M. 5 schoten op de romp schijf (verdeeld in ringen van 1:4); dat wij als eisch van overgang zouden willen hebben 8 punten in 12 seconden d. i. per seconde 2/3 punt, en per schot 2/15, teruggebracht tot een eenheid van afstand, wordt dit V15 het waardeeringsgetal voor deze serie. Aldus het trefferresultaat steeds tot de eenheid herleidende, heeft men altijd een overzicht over de schietbekwaamheid van den schutter en diens vorderingen; al naar gelang het waardeeringsgetal grooter is, heeft hij beter geschoten. De herleiding tot de eenheid van afstand is niet geheel zuiver, maar is in de practijk zeer goed te gebruiken. "Wil men geen verdeeling in ringen, dan is het vorenstaande nog zeer goed toe te passen, als men slechts de grootte van de gebruikte schijf steeds tot een eenheid b. v. de borstscliijf, de meest gebruikte, herleidt. Wel lijkt dit systeem eenigszins ingewikkeld, maar zal in de piactijk wel meevallen; het is een goede methode om een juist overzicht van de schietbekwaamheid te krijgen. J. H. C. "Vermeer. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 683

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 65