De V10 bedraagt: 733,25 M.
Het geweer wordt aan een dikken, breeden, lederen geweer
riem gedragen.
TOEBEHOOREN,
Bij elk geweer behoorenJ)
a. aan het geweer
de geweerriem,
het monddeksel
h. in een patroontasch
het oliefleschje
c. in het gereedschapszakje
de schroevedraaier,
de spatel,
de wisscher,
een monddeksel,
een aanbrengerveer,
een slagpin, reserve deelen.
een slagveer, I
een patroontrekker.
De geweerriem (Zie Fig. 3 op de platen I en II; wordt aan
het eene einde, door middel van een gesp en passant, tot een
lus gevormd; aan het andere einde bevindt zich een dub
bele knoop.
Het monddeksel (Zie Fig. 4 op plaat I en Fig I, op plaat II),
dat alleen kan worden gepaatst als de bajonet is afgenomen,
is vervaardigd van messing en bestaat uit een huls, die om
den loop sluit, en een daarin draaibaren ring met huisje,
dat de vizierkorrel geheel bedekt; door—na plaatsing—de huls
een kwart slag om te draaienkan het deksel niet afvallen.
Het metalen oliefleschje is zwart gelakt; het wordt geslo
ten door een schroef, waaraan een steel voorkomt, die tot
penseel dient.
Het gereedschapszakje (Zie Fig 8 op plaat I) is van grof
linnen vervaardigd en wordt met een koord gesloten.
De schroevedraaier (Zie Fig 5 op plaat I) is geheel van
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
685
(1) Andere voorwerpen als vetlapdoos, drijver, drijfhamer, pompstok enz. wer
den niet aangetroffen.