De eigenlijke geleider is een holle cylinder, van achteren
open en van voren gesloten. Het voorvlak is doorboord tot
doorlating van de slagpinpunt en heett (bij naar loven gekeer-
clen grendelknop, d. i de stand waarin de bovenste patroon
uit het magazijn wordt gegrepen en in de kamer wordt ge
bracht Zie noot (2) op blz. 684) over de bovenste helft een
rand.
Deze rand dient om de uit het magazijn naar boven ko
mende patroon het wegspringen te beletten en die patroon
dus vast te houden als haar bodem juist tegenover den gelei
der is gekomen.
Aan de achterzijde is de geleider opengewerkt en voorzien
van 2 insnijdingen van verschillende diepte voor de spanning
van de slagpin.
Verder komen op het ronde oppervlak van den geleider (de
grendelknop wordt weder rechts verondersteld) voor
le. aan den voorkant een gedeeltelijk rondgaande groef
voor de nok van den patroontrekker;
2e. aan de boven- en aan de onderzijde een steunnokde bo-
vennok is ingesneden voor den tuimelaar van de stuit-
nokiurichting; zooals gezegd hebben deze steunnokken
geen schuine vlakken
3e. aan de bovenzijde, achter de steunnok, een nok die op
dien tuimelaar werkt, en die, bij het achteruitbrengen
van den grendel, stuit tegen de nok (I) van den pal (B)
van de stuitnokinrichting
4e. aan de linkerzijde ter hoogte van laatstgenoemde nok
een langwerpig gat, vermoedelijk voorgasontsnapping;
5e. achter die nok een rondgaande groef als ligplaats voor
den patroontrekkerring;
6e. twee uitsnijdingen voor de zekerheidsnok (D) van de
trekkervork (B); 3)
7e. nabij het achtereinde aan de rechterzijde de grendelknop;
8e. vlak achter den grendelknop een nok om, bij het samen
stellen van den grendel, te beletten dat de haan te ver
wordt doorgedraaid
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
697
1) Zie de Fig 2 en 3 op plaat VII;
2) Zie Fig 4 op plaat VII