voor, D en verder een nok (de spanning). Inwendig is deze cylinder voorzien van nitfreezingen voor de nok van den haantap. d. Slagveer. (Zie Fig 39 op plaat Y). De slagveer is een spiraalveer, die niet als gewoonlijk om, maar in de slagpin wordt geplaatst. e. de Haan. (Zie Fig 40 op de platen Y en VI). De haan is een van achteren gesloten bus, met een in het mid den aangebrachten en naar voren uitstekenden cylindrischen tap; op dezen tap—die dient om de slagveer te spannen—komt de nok voor die, in verband met de inwendige uitfreezingen van de slagpin, dit onderdeel met den haan verbindt. Inwendig komen de noodige uitfreezingen voor om den haan met den geleider te verbinden door middel van de bij dit onderdeel genoemde nokken sub 8e en 9e. De bodem van de bus is op het achtervlak en op den bui tenrand gekarteld, opdat hij bij het draaien van den haan voor het samenstellen en uiteennemen van den grendel, alsmede voor het „op veilig stellen" en „vaardig maken" van het geweer de palm van de hand niet zal uitglijdenom dat draaien van den haan te vergemakkelijken komt aan den bodem op één plaats een uitsteeksel (vleugel) voor. Op den buitenrand van den bodem komt verder de veilig- heidsnok voor. Samenstellen van den grendel. De geleider wordt in de linkerhand genomen, met de steun- nokken naar links en den grendelknop naar zich toegekeerd. Met de rechterhand wordt de slagpin —de punt naar links gekeerd van rechts naar links in den geleider gescho ven, totdat de spanning rust in de minst diepe insnijding. De slagveer wordt in de slagpin geplaatst. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 699 1) Waarvan het doel niet wordt begrepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 81