De Indische Oorlogsbegrooting voor 1912. [Jan. 1912. 95 den ondergeteekende ook geen feiten hekend zijn, waaruit de recht matigheid van klachten over de werving zou kunnen blijken, is het hem niet mogelijk op het dienaangaande opgemerkte nader in te gaan. Niet duidelijk is hem op welke wijze personen, die zich voor dienst neming aanmelden, beter behooren te worden ingelicht omtrent de toestanden, die hen in Indië wachten. Zeker is het dat alle gewensch- te inlichtingen door de agenten voor den kolonialen militairen dienst en ten slotte door den commandant der koloniale reserve aan de be trokkenen worden verstrekt, zoodat niemand eene verbintenis aangaat die niet het volle besef heeft van den stap, dien hij gaat doen. Ook kan niet worden toegegeven dat de voorstelling van den Indischen dienst op de reclameplaten te rooskleurig zou zijn. De bezwaren van den ondergeteekende tegen het verleenen van subsidie aan de vereeniging „Weduwenzorg" heeft hij medegedeeld in de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 Mei 1911. In zijne zienswijze ten deze is geene verandering gekomen. Omtrent het voorval, besproken in de dagbladartikelen van 3 Maart en 17 Juni j.l waarvan het Yoorloopig Verslag gewaagt, heeft de ondergeteekende inlichtingen ingewonnen bij de Indische regeering. Uit het van den Gouverneur-Generaal ontvangen antwoord blijkt: 1°. dat de inlandsche fuselier van het 18de bataljon infanterie, waarop in het bericht wordt gedoeld, blijkbaar door zijn kapitein minder voegzaam is bejegend, maar dat van mishandeling geen spra ke is geweest; 2°. dat twee malen door inlandsche fuseliers tegen dien kapitein (compagniescommandant) eene klacht is ingediend, niet wegens mis handeling, doch wegens ruw optreden, een gevolg van de omstandig heid, dat die officier, in zijn ijver om den dienst door zijne onderge schikten naar behooren te doen uitvoeren, zich niet altijd weet te be- heerschen 3°. dat het beslist onwaar is dat die kapitein zich bijna dagelijks te buiten ging aan slaan en trappen zijner onoerhebbenden 4°. dat bij het 18de bataljon infanterie geen hardingssysteem wordt toegepast en de op den bewusten dag gehouden oefening, waarbij geen buitengewone inspanning van de troepen is gevorderd, heeft plaats ge had op 10 K.M. van Meester-Cornelis. Aangaande het tweede entrefilet in het boven vermelde dagblad van 3 Maart j.l. zijn den ondergeteekende geen bijzonderheden bekend. Eveamin is hem bekend dat niet altijd voor behooilijke voeding zou worden gezorgd. Ten aanzien van de voeding bij de vesting-ar tillerie doet de ondergeteekende opmerken, dat zoolang geen bepaalde onderdeelen worden genoemd, waarbij de voeding te wenschen zou overlaten, een onderzoek niet wel mogelijk is, vermits bij de vesting artillerie verschillende menages bestaan. Er bestaat bij den ondergeteekende geen aanleiding om er aan te twijfelen dat voldoende gezorgd wordt voor goede hoe danigheid der blikvoeding. Hem is niets bekend wat op het tegen deel zou wijzen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 101