Jan. 1912.] De Indische Oorlogsbegrooting voor 1912.
102
oogpunt aanlokkelijk te maken. Ten aanzien van het zich bekwamen
voor den hoofdofficiersrang bij hun wapen verkeeren de brigadechefs
niet in ongunstiger positie dan vele andere buiten hun wapen of
dienst dienende officieren. Voorts is het den ondergeteekende niet
duidelijk in hoever de aan de betrekking van brigadechef verbonden
verantwoordelijkheid een punt van vergelijking met de van de stafka
piteins te vorderen diensten kan uitmaken, maar zeker kan hij niet
toegeven dat, voor wat betreft opleiding en gewicht der te vorderen
diensten, aan de stafofficieren minder hooge eischen dan aan de bri
gadechefs worden gesteld.
De in vergelijking met het inkomen hunner ranggenooten bij de
verschillende wapens en diensten lagere bezoldiging van de magazijn
meesters houdt verband met den aard hunner betrekking, welke
hoewel zij veel routine op het gebied van magazijnsbeheer vereischt
toch wat opleiding en geschiktheid voor den troependienst in zijn
geheelen omvang betreft, minder hooge eischen stelt dan gevorderd
worden van de met gelijken rang bekleede olficieren bij de verschil
lende wapens en diensten.