Overzicht van eenige Tijdschriften. [Jan. 1912 Toegelicht door eenige zeer duidelijke foto's beschrijft kapt. J. C. Logger in „Modern veldgeschut" ons nieuw veldartdleriematerieel. De°aanhef van het artikel luidt: „Het voor het tegenwoordige meest moderne veldgeschut treffen wij aan bij de veldartillerie in onze Oost- Indische Koloniën." Voor hoe lang zou die uitspraak nog gelden „Het gevecht te voet en de munitieaanvulling" aldus luidt de titel van een artikel van den Luit. Adj der Cavalerie A. P. Wirix Hoewel, zooals S. zegt, de cavalerie bij het gevecht te voet, in het algemeen op de middelbare afstanden zal vuren, waarbij van een mu- nitieverbruik als b. v. bij een doorgezetten infanterie-aanval geen sprake is, zullen er zich toch ook gevallen kunnen voordoen, waarbij de karabijn dragenden hun voorraad, 90 patronen per man, spoedig zullen zien slinken. Vermelden wij in dit verband een zinsnede uit ons Exerc. Regl. Cav. II, betrekking hebbende op het gevecht te voet. Op blz. 69 78 lezen we: „Wenscht men een aanval door te zetten tot de beslissing, dan wordt deze ia den regel niet ondernomen, tenzij men beschikt over overmacht." De bedoeling is wel duidelijk, maar de redactie kon beter. Voorts bevat deze aflevering nog de navolgende artikelen „Aankoop en onderhoud van officiersrijwielen" door luit. F. G. de de Veer; ,Een enkel schot met buitengewone afwijking" en „Het gebruik van een hulpdoel" door luit. K. E. Oudendijk, alsmede een beschrijving van de „Tong-tang Seeuwen". De Militaire Spectator 1911 No. 11. De le Luit. Adj. der Genie D. van den Berg zet zijn studie „Plet hoofdaanvalsfront van Port-Arthur en zijn nabij verdediging" voort. Hoewel de reeks van artikelen zoo zoetjes aan een boekdeel vormen, blijven ze niettemin belangwekkend. Een stukje statistiek zouden we het artikel van Luitenant van den Akker kunnen noemen. Dit artikel, getiteld „De aanvulling van het Nederlandsche officierskorps" geeft ons een beeld van de wijze, waarop het korps beroepsofficieren gedurende de laatste 20 jaren werd aan gevuld. In de wijze, waarop die aanvulling in genoemd tijdperk geschiedde, is, zoo zegt S., met den besten wil der wereld geen bepaalden ge- dachtengang te bespeuren. En de weergegeven cijfers geven alle aan leiding tot die uitspraak. üe art. heeft per jaar ±17 officieren noodig, maar er is een jaar met een aanvulling van 8 en een jaar met 31. 105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 111