[Jan. 1912. Overzicht van eenige Tijdschriften. Bij het wapen der Cavalerie vallen per jaar 6 plaatsen aan te vullen; in 1908 werden 2 in 1911 echter 15 officieren daarbij benoemd. Ook ~ij hebben dergelijke uitersten in de aanvulling van ons of ficierskorps te boeken. In het bijzonder hebben de hulpwapens daarvan vaak de nadeelige gevolgen ondervonden. We kunnen het volmaakt eens zijn met S. waar deze zegt: Het moet niet voorkomen, dat men, hoewel geschikt, te oud wordt voor een hoogeren rang, omdat men het twijfelachtige voorrecht heeft gehad tot een groote promotie te behooren. In zijn opstel „Het vervaardigen van hindernissen in de veldver- sterkingskunst" wijst de le Luit der Inf. W. Froger er op, dat de voorgeschreven hindernissen in het algemeen niet voldoen aan de daar aan te stellen eischen. Bijna alle soorten zijn te hoog, verraden daar door de stelling en maken het onmogelijk de vuurlijn laag te houden. Mede wordt nog gewezen op het feit, dat de plaats der hindernissen n. 1. 250 M. voor de stelling, blijkens de ervaringen uit den Russisch- Japauschen oorlog minder juist gekozen is. S. wenscht daarom voor dien afstand 75 a 100 M te lezen Men vergelijke hiermede hetgeen in onzen leidraad voor de pionieroefeningen bij de Inf. over hinder nissen wordt gezegd. De eischen zijn daarin zeer algemeen gesteld, afstanden worden niet genoemd. B. v. S. neemt het artikel „Bereden Infanterie" van den le Luit. van Slobbe, voorkomende in de Militaire Spectator No. 10 van 1910, in beschouwing. Brengen we even in herinnering, dat Luit. van Slobbe bereden infanterie wenscht niet als snel verplaatsbare vuurreserve, maar voor ordonnansendienst, flankbeveiliging, bereden spits en vooral voor de verkenning uitgaande van de onderbevelhebbers. B. v. S. is van meening, dat voor bovengenoemde diensten cavale risten noodig zijn, geen soldaten op paarden Hoewel S. aanvankelijk verklaart, dat de cavalerie van alle markten thuis moet zijn en dus ook de reeds vermelde diensten moet kunnen verrichten, bomt hij toch tot de conclusie, dat het noodig is om speciale escadrons divisie cavalerie op te richten. Deze escadrons zouden dan, peletonsgewijze toegevoegd aan de Regi menten infanterie, een bijzondere opleiding krijgen, welke opleiding zou geschieden door cavalerie-officieren Naar het ons voorkomt is er wel eenige overeenkomst tusschen hetgeen Luit. van Slobbe wil, en de voorstellen van B. v. S. In het bijzonder vestigen we nog de aandacht op het artikel „Een en ander omtrent oefeningen op de kaart." S. is van meening, dat het behoorlijk leiden van dergelijke oefe ningen slechts aan enkelen gegeven is, en wenscht de leiding van het krijgsspel, zonder te letten op anciënniteit, aan die enkelen te zien opgedragen. 106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 112