Forthonden.
[Jan. 1912.
4. De Rottweiler. Dit ras is nog niet algemeen, en komt
buiten Duitschland niet veel voor. Blijkt het intusschen een
voortrettelijk politiehondenras te zijn, dan zal het wel spoedig
verbreid worden. Men schijnt hem zelfs wel boven den
Duitschen herdershond te stellen. Het is een kortharige hond,
in den regel zwart met gele afteekening, 50 tot 60 centime
ter hoog.
Ik heb nog nimmer een Rottweiler gezien. Op onze ten
toonstellingen komen zij niet voor.
Welk van die rassen moeten we nu in Indië hebben?
Wie zou denken, dat men elk ras maar in Indië zou kunnen
invoeren, vergist zich deerlijk. Evenals aan den mensch stelt
het klimaat aan den hond zekere eischen, die men niet
straffeloos kan negeeren.
Een in Indië goed bruikbare hond moet zijnkortharig, van
zeer sterk gestel, vol temperamentdoch niet zenuwachtig.
Korthal ig. Het behoeft nauwelijks betoog, dat in een tropisch
land de kleeding luchtig moet zijn, ook voor een hond. Alleen
in de bergstreken, en dan nog niet eens wanneer in de zon
wordt gewerkt, is een langharige hond bruikbaar. Overal
elders wordt een overdadige haardos voor een hond, die werken
moet, een kwelling.
Het eenige voordeel van ruigere beharing zou zijn, dat de
huid minder onderhevig is aan muskietenbeten. Dit weegt
echter niet op tegen het nadeel. Of de ingevoerde rassen
veel van muskieten .te lijden hebben, moet nog blijken. Mijn
windhonden hadden juist in de warme streken heel weinig last
van muskieten, en fijner behaarde honden zijn er haast niet.
Kort haar is bovendien gewenscht met het oog op een ge
makkelijke huidverzorging en vooral ongedierte, dat in Indië
moeilijk te mijden is.
Sterk van gestel moet de hond zijn, om weerstand
te kunnen bieden aan het afmattende klimaat. Alleen met
een gezond en krachtig lichaam kan hij goed werk leveren
vooral als zijn speurzin hem begeeft, zal geen goede wil
meer baten.
7