Wenken uoor hef opfreden tegen
den IniQndschen Dijend»
(Veraolg Dan blz. 1150).
K Behandeling der gevangenen.
Wij achten het niet ondienstig om hieronder de door hooger-
hand gehuldigde meeningen en gegeven voorschriften omtrent
de behandeling van gevangenen nog eens onder de aandacht
van jeugdige patrouillecommandanten te brengen.
Al is het niet in strijd met de krijgsgebruiken om, wan
neer een krijgsgevangene zich verzet of poogt te ontvluchten,
van de wapenen gebruik te maken, toch zal ieder welgeaard
patrouillecommandant inzien, dat het tot zijn eerste ver
plichtingen behoort, om, voor het geval hij gevangenen heeft
gemaakt, er met de meeste nauwgezetheid voor te waken,
dat dien gevangenen ten eenenmale de gelegenheid wordt
ontnomen om te ontvluchten. De poging daartoe zal dan
achterwege blijven en het is alleen aan de zorgeloosheid van
de bewakers te wijten, wanneer amok dan wel ontvluchting
voorkomen.
Het behoeft zeker geen nader betoog, de wenschelijkheid
in te zien, dat iedere gevangene, onmiddellijk na de arresta
tie ter dege aan den lijve wordt gevisiteerd, zoodat men de
volkomen zekerheid bezit, dat hij niet eenig wapen of ander
scherp voorwerp bij zich heeft, waarmede hij het touw op
den duur zou kunnen doorsnijden. Waar het een enkele
maal voorkwam, dat een gevangene dat touw doorknaagde,
daar zal ieder moeten toegeven, dat hier geen behoorlijk
toezicht werd uitgeoefend, daar zulk een handeling toch ze
ker wel in het oog springt. Zoo is het ook niet aan te be
velen den gevangene toe te staan, dat hij rookt, of tijdens
de rust voor het bereiden van het eten, hem zelf daarvoor
te laten zorgen, of hem in de nabijheid te plaatsen van de
18