Het optreden tegen den Inlandschen vijand. [Jan. 1912. zijn en zoodanige maatregelen nemen, dat bij een besluiping en een mogelijk binnendringen in het bivak, de gevangenen door een gedeelte der manschappen verdedigd worden. Aangezien de positie der gevangenen, van hun kant beke ken, toch reeds verre van aangenaam is, moet er zooveel mogelijk naar gestreefd worden, haar dragelijk te maken en is het de plicht der commandanten er voor te waken, dat zij mishandeld, beleedigd of bespot worden. Uit al deze bepalingen blijkt ten duidelijkste, dat alles in het werk gesteld moet worden om ontvluchting te voorko men, en daarmede de verplichting om van de wapenen gebruik te maken. Waar nu vroeger nog stond voorgeschreven, dat, wanneer niettegenstaande de genomen maatregelen, het aan een of meer gevangenen mocht gelukken verzet te plegen of te ontvluchten, de patrouille-commandant gerechtigd was „op hen te laten schietenen deze woorden gewijzigd zijn in „de wapens te gebruiken", daar is het duidelijk, dat pas in de allerlaatste plaats er aan gedacht mag worden naar üevuur- wapenen te grijpen; met andere woorden eerst dan, wanneer alle andere ten dienst staande middelen falen. Hieruit blijkt duidelijk, hoe streng de vroeger bestaande gewoonte wordt afgekeurd. Ook het doen vervallen van de voorschriften betreffende het bij uitzondering zich voordoende zeer buitengewone ge val, dat de aanwezigheid van gevangenen ernstig gevaar oplevert voor de veiligheid der patrouille, nl. dat het aan het juiste oordeel van den patrouille-commandant wordt overgelaten of hij zijn gevangenen zal vrijlaten, als zich daar onder geen voorname hoofden of aanvoerders van benden bevinden, dan wel neerleggen, indien oorlogsnoodzaak en het groote gewicht, dat gehecht moet worden aan het onschade lijk maken van personen van invloed en gezag bij de partij des verzets den patrouille-commandant daartoe doen besluiten, geeft blijk van het inzicht, dat het hoogst gevaarlijk is voor deze aangelegenheid dergelijke bepalingen vast te stellen. 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 27