Het opteeden tegen den Inlandschen vijand. [Jan. 1912. dat zulke plaatsen in den regel vermeden behooren te worden om den marsch geheim te houden, is het duidelijk, dat de gids aldaar met zijn landgenooten zal spreken, en alsdan de kans bestaat dat hij meer loslaat, dan voor den tocht dienstig is. Bovendien, al zou de gids niet spreken met anderen, dan nog kan men er van overtuigd zijn, dat bij een verblijf van eenigen tijd op zulk een plaats, de verzetspartij al heel spoedig zal zijn ingelicht omtrent sterkte, gehalte en toestand van onzen troep, alsook of er discipline heerscht dan wel nonchalance. De soldaten hebben maar bij het praten een naam te noemen, die opgevangen wordt en gedienstige lieden zullen daaruit hunne conclusies trekken om deze den vijand mededeelen. Onder het nasporen van gegevens vonden wij ook deze mededeeling „Gidsendienst is heerendienst." Wij vermeenen, dat hierop nog al iets valt aan te merken. Hieruit zou dan volgen, dat zulk een gids niet voor zijn werk zou behoeven te worden betaald, dat hij zou kunnen worden opgecomman deerd, enz. enz. Of men veel wil van zulk een persoon zal hebben, meenen wij ten zeerste te moeten betwijfelen en daarom zouden wij dan ook willen aanraden er alleen in de uiterste noodzakelijkheid gebruik van te maken. G. Wachtdienst. De bivak- en plaatselijk militaire commandanten blijven natuurlijk geheel verantwoordelijk voor de veiligheid van hun bivak of post, doch toch komt het ons wenschelijk voor hieromtrent het volgende onder de aandacht te brengen. Steeds houde men in het oog, dat noodelooze opvoering van den wachtdienst uiteraard te veel manschappen aan den patrouille-dienst onttrekt, zoodat hierom alleen reeds de wacht dienst tot het strikt noodige moet worden beperkt. Met pas sieve middelen, waaronder noodeloos sterke wachten moeten worden gerekend, komen wij er niet, wel daarentegen met groote actieviteit der troepen en krijgt men dan ook een veel beter gewaarborgde veiligheid voor de troepen in het bivak, 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 33